Het is kwart over zes namiddag. In twee uur zijn we anderhalve kilometer opgeschoten en staan alweer een kwartier stil. Ik zal maar niet vermelden wat ik inmiddels allemaal met god bespreek. In de file is het groot feest. De trays met blikken bier, sommige daarvan in het schwarz rot gold, worden te voorschijn getrokken, de reizigers in de grote camper voor ons hangen over de vangrails en zijn, zo te zien, al grotendeels kachel.
Meisjes met lang rood haar lopen ontspannen rond en doen wat met de telefoon. Ik zie in de verte een lichtgevend groen hesje aankomen. Een official! Het blijkt een jongeman van een jaar of twintig, die te voet is en nauwelijks vooruit komt omdat iedereen hem aanklampt, want hoe ontspannen de sfeer ook is: aan het chillen komt eens een eind.
Ik spreek hem aan als hij voorbij onze camper loopt. Wat is er toch aan de hand? Hij weet het ook niet, hij werkt weliswaar bij de organisatie maar hij heeft zijn auto in de steek moeten laten en is te voet onderweg naar zijn werkplek, en hij is al te laat. Ze zullen nog even op deze Ordner (dat staat op zijn hesje) moeten wachten.
We zijn beland in een apocalyptische versie van het eerste Woodstock, we staan op een smalle weg in een dicht bos op steile heuvels, wat heet bos, dit is een onafzienbaar duister woud. We zien zelfs kabouters en trollen tussen het geboomte lopen.
‘Weet je wat, we brengen de jongens even met de camper naar Rock am Ring, en dan gaan we verder het weekend op een gezellige camping bij Koblenz staan.’
Maar dat is weken geleden. Rock am Ring is een driedaags rockfestival dat georganiseerd wordt op de autoracebaan bekend als de Nürburgring. Gemiddeld heeft het festival, dat al lang bestaat, negentigduizend bezoekers. En die staan dus vanmiddag allemaal in de file.
Heel kenmerkend is de minimalistische aanpak. We zien slechts twee borden met mededelingen: het ene meldt dat de boel ausverkauft is, het andere zegt dat Radio Rock am Ring te beluisteren is 87.7 FM. Daar is het reuzengezellig, Bezoekers die al gearriveerd zijn of, waarschijnlijker, overgebleven van vorig jaar worden geïnterviewd, ze zijn al behoorlijk dronken en vinden het allemaal supergeil (‘zoepergajel’) en dan weer zo’n gezellig muziekje.
Dan is er een lichtpuntje. Agent Eugen van de Verkehrspolizei aan de lijn. Hij deelt op sombere toon mee dat er inderhaast een nieuwe parkeerplaats voor campers en caravans wordt ingericht en dat de toevoerwegen voorlopig allemaal zijn afgesloten.
Terwijl ik een golf van heimwee naar het perfect uitgevoerde Pinkpop van afgelopen weekend voel opkomen – daar komen de meeste bezoekers zelfs per trein – hoor ik tot mijn opluchting dat de jongens besluiten de bagage op de nek te nemen en te voet verder te gaan.
En dan moeten wij nog even naar die camping op een eiland in de Moezel. De weg waar we op zitten moet naar Koblenz voeren, maar gaat dat ook lukken? Het concept ‘we maken er een echt jaren zeventig festival van’ klopt helemaal, geen wegwijzers, geen informatie, zelfs onze Ordner zie ik nergens meer. Het is jammer dat het onweer en de modder nog nergens te bekennen zijn, maar dat komt nog wel.
Temidden van een wriemelende massa auto’s, campers, caravans en zwaar bepakte voetgangers staat één auto van de verkeerspolitie. De bestuurder blijft lekker zitten en probeert antwoord te geven op de vragen van de zich om hem heen verdringende menigte. Ik begrijp dat ik me rechtdoor alleen maar vastrijd, ik draai dus met een grote bocht om de verkeersregelaar heen, zet de navigatie op het adres in Winningen waar de camping is en geef gas, terug langs de file. Die is nog altijd een kilometer of acht lang.
Door ingeslapen Eifeldorpen gaat de tocht daarna, en om half elf rijden we de camping op, waarvan de receptie gelukkig 24 uur per dag in touw is.
Vanmorgen om acht uur een sms’je: ‘We hebben een chill plekje gevonden op camping C.’
Mooi zo.
__________