Inderdaad, ik had beloofd niet over het weer te zeiken. Over het weer zeiken, dat doen columnisten die echt niks anders meer weten. Maar er zijn wel grenzen, natuurlijk. Zoals vandaag, gisteren eergisteren, de weken daarvoor en, naar te vrezen valt, de komende maanden het weder zich ontwikkelt, daar moet opzet in het spel zijn.
Sinds begin april, nu bijna drie maanden geleden, hebben we op geen enkele dag een temperatuur van 25 graden bereikt. Wel zijn er nachten geweest dat we sterk richting nachtvorst gingen. Dagen dat het niet licht werd en we rond de tien graden bleven hangen. Ik herinner me ergens eind mei natte sneeuw – nou ja, in ieder geval regen die er een beetje bevroren uitzag, dat mag ik toch natte sneeuw noemen?
En het wordt alleen maar erger. Af en toe is er een dag waarop je denkt: nu gaat het definitief beter worden, het is toch zomer, dan hebben we zelfs in het Nederlands klimaat toch wel eens een halve week dat je gedeeltelijk ontkleed buiten kunt vertoeven? Ik eis helemaal geen dertig of vijfendertig graden, maar we mogen toch wel een weekje 20 graden, dat je op een beschut plekje een beetje het zonnetje op je kop kunt laten schijnen en je verbeelden dat je je in een warm land bevindt? Ik wil helemaal geen openluchtzwembad kunnen gebruiken, ik wil helemaal niet mijn toevlucht moeten zoeken onder een parasol, maar een ijskoud glaasje witte wijn mag toch wel, en wel zo dat je er niet meteen een longontsteking mee oploopt?
Eén hele dag zonder wolken, dat moet toch kunnen, of vraag ik echt te veel?
En het wordt steeds erger. Gisteren en vandaag 21 graden, gisteren scheen de zon af en toe een beetje, maar vandaag miezert het de hele dag, het regent niet en tegelijk regent het wel en vroeger was 21 graden een aangename temperatuur – vandaag kruip ik kouwelijk in een lichte trui, scharrel alvast wat hout bij elkaar, want de vochtige kilte weet ons ook vandaag te vinden. Voor de zoveelste keer moet de zomer bijverwarmd worden.
Je zou kunnen zeggen: maak er wat van, kijk nog eens ouwe filmpjes uit het journaal, waarin horden Hollandse diehards op de camping pas tot leven kwamen als ze heerlijk konden slapen op een doorweekt rubberen matrasje in een onafzienbare plas regenwater, die een pils opentrokken terwijl ze tot hun middel in de zompigheid zaten, die glijwedstrijden in de modder organiseerden en de tijd van hun leven hadden.
Ik kijk naar de weerberichten uit Italië: al wekenlang eentonig elke dag dertig graden, wolken al in geen weken gezien, de komende periode van hetzelfde laken een pak. Ik vrees dat al het mooie weer daar nu wordt opgemaakt, als ik me in september aan ’s lands grenzen meld, begint het zachtjes te sneeuwen, beeft de aarde zonder ophouden, versperren duizenden grondverschuivingen de wegen.
Ik moet toch zien een beetje opgevrolijkt te raken.
Hoe schrijf je ook weer ‘warme groc’?
______