Het Volkskrant Magazine heeft al jaren een vaste rubriek waarin een lezer een persoonlijk probleem voorlegt en andere lezers gevraagd wordt: wat zou u doen? Een week later krijgt de vragensteller een aantal antwoorden die meestal neerkomen op een reeks vaak volkomen tegengestelde meningen waar de vragensteller óf een keus uit kan maken of, waarschijnlijker, zal zeggen: nou weet ik nog niks.
De problemen waar de vragenstellers mee aankomen zijn geregeld van een dusdanige lichtheid dat ik onwillekeurig denk: mag ik jouw problemen hebben in plaats van de mijne?
Neem deze: een vrouw is sinds vijf jaar vegetarisch. Let op die formulering, ze heeft niet besloten voortaan alleen maar plantaardig voedsel te nuttigen, nee: ze IS vegetarisch.
Haar schoonmoeder kan en wil daar geen begrip voor opbrengen en pest er haar mee, bijvoorbeeld door toch vlees te verwerken in gerechten die ze haar voorzet. Wat moet ze doen? De antwoorden komen er op neer dat ze dan maar wat minder naar die schoonmoeder moet, of haar eigen vege-kosher-tarische hap moet meenemen. Niemand die zegt: je kunt dat mens toch een lol doen en dat biefstukje opeten?
Dat doet me denken aan die keer dat ik met een aantal autojournalisten neerstreek voor de lunch in een restaurant op Corsica, waar ons als voorgerecht per persoon twaalf lijsters werden voorgezet. ‘Dat eten wij niet, dat zijn beschermde vogels!’ riepen de Hollandse journalisten in koor. Dat laatste was natuurlijk waar, maar de lijsters waren behalve beschermd ook dood en bovendien voortreffelijk toebereid. De meerderheid bleek voorstander van het zo bot mogelijk bestraffen en beledigen van een uitstekende kok, door het gerecht naar de vuilnisbak te verwijzen. Samen met nog enkele collega’s at ik met smaak de vogeltjes op en pikte er nog een paar van de anderen, want aan twaalf lijsters zit niet echt veel vlees.
Een van de reageerders in de Volkskrant merkt vandaag op dat hij ook zo’n geval kent als dat van die schoonmoeder: aan de desbetreffende vegetariër werd een bord soep met balletjes voorgezet. ‘Dat kun je niet maken dat je iemands overtuiging niet serieus neemt,’ was de reactie op de opmerking van degene die de soep voorzette: het zijn toch maar een paar balletjes. Let op dat woord: overtuiging.
Ik moet hier dus uit opmaken dat overgaan tot vegetarisme geen besluit is om iets na te laten dat ongezond is en slecht voor het milieu, namelijk het eten van vlees, maar het is een overtuiging, met andere woorden: een godsdienst. De vegetariër is een beter mens dan mensen die het licht niet hebben gezien en vlees eten, zij zijn de verlosten, de uitverkorenen die het Rijk Gods deelachtig zullen worden, de rest is gedoemd in ellende te sterven en eeuwig te branden.
De vegetariër die met heimwee spreekt over gehaktballen, lever met uien, sappige biefstuk, knapperige chateaubriand, gebraden lijsters, maar die niet eet, dat is een echte. En een welopgevoede en hoffelijke vegetariër eet gewoon die soepballetjes op.
Doordat je lid bent van de vegetarische kerk is vlees namelijk niet ineens vergif geworden.
_____