Gisteren was het weer eens zover: op ver uiteen gelegen momenten kom ik Pinkpopbaas Jan Smeets tegen. En altijd gaat ’t hetzelfde: hij kijkt me vorsend aan, vraagt: hoe heet je ook alweer? Nadat ik naar waarheid antwoord heb gegeven wendt hij zich tot de overige leden van het gezelschap – hij is, lijkt het, altijd wel in een gezelschap – en vertelt: ‘Wij zijn toen samen in een Cessna van Beek naar Schiphol gevlogen en hebben in het Marriott Hotel op hun kamer een gesprek gehad met de leden van Van Halen.’
Toen, dat was ongeveer 1987 of 1988. Het was zaterdag voor Pinksteren, misschien was het wel de eerste keer dat Pinkpop zich afspeelde in Landgraaf, toen nog alleen op Tweede Pinksterdag.
De telefoon. Collega Servé Overhof. Hij had de weekenddienst op de nieuwsdienst van de krant, hij vertelde me dat hij een uitnodiging had gekregen van Jan Smeets om met hem naar Amsterdam te vliegen om daar een of andere popgroep te interviewen. ‘En toen dacht ik aan jou, jij hebt daar verstand van, kun jij niet gaan?’ zei Servé en jullie weten: als er wat te vliegen valt, dan kun je me daarvoor wakker maken.
Dus ondanks alle principiële bezwaren tegen werken in een weekend waarin je geen dienst had, zat ik anderhalf uur later met drie anderen, onder wie de piloot en Jan Smeets in de benauwde cabine van een Cessna, die in een uurtje naar Schiphol vloog. Ik heb dat Jan nooit meegedeeld, maar in tegenstelling tot wat hij wellicht dacht was niet het gesprek met Van Halen, maar de landing op de enorm brede en lange landingsbaan op Schiphol voor mij het hoogtepunt van de trip. Ik stelde me voor dat daar net een Boeing 747 was opgestegen, die dan een enorme turbulentie zou achterlaten waardoor onze landing nog kon uitdraaien op een groot avontuur.
Maar nee. Weer een uurtje later zaten we dus op de hotelkamer in het Marriott, alwaar, verwachtte ik, zou blijken dat ik van popmuziek wellicht nog minder verstand had dan collega Servé.
Waarom zat de keiharde rockgroep Van Halen, die was gecontracteerd door Pinkpop, eigenlijk in Amsterdam? Gewoon, omdat ze geen zin, tijd, behoefte hadden om naar Landgraaf af te reizen. Ik was er inmiddels ook achter dat dit een dure, maar vergeefse reis naar Amsterdam was: tegen de tijd dat mijn verslag ervan in de krant zou kunnen waren we een halve week verder en was Pinkpop hoog en breed achter de rug en had niemand er meer belangstelling voor.
Niettemin was ik er niet voor niks. Want de leden van de popgroep hadden en hebben hun wortels in Nimwegen liggen, in de Rosedwèrsstroat, om precies te zijn, en ondanks dat mijn Nimweegs altijd ongeoefend was gebleven – nette mensen praten geen Nimweegs – begon ik er gewoon mee. Met name Eddie van Halen bleek het nog vloeiend te spreken en voor de verbaasde ogen van Jan Smeets en de andere aanwezigen begon een fanatiek names dropping aangaande ons beider geboorteplaats, waar we allebei nog maar zelden kwamen.
Misschien is het dat levendige gesprek wel dat Jan Smeets er iedere keer weer aan herinnert dat ik die man was die met de wereldvermaarde popgroep een onverstaanbaar dialect sprak – maar dat het niettemin niet gelukt was ze alsnog naar Landgraaf mee te tronen.
Jan had er desnoods een Boeing 747 voor willen huren, schat ik.
_______
Op de foto: Jan Smeets vertelde gistermiddag maar weer eens dat verhaal over Van Halen, ditmaal op het nieuwe Pinkpopperron op station Landgraaf, aan wethouder Freed Janssen.
______