‘Lach of ik schiet’-columnist Andy Borowitz schreef deze week een tamelijk dodelijk stukje in de vorm van een zogenaamde brief van Facebook-uitvinder Mark Zuckerberg aan zijn potentiële aandelenkopers. Nadat hij heeft uitgelegd dat de beursgang van Facebook geen dotcombubble is, maar een solide investering, gebaseerd op ‘boze vogels en denkbeeldige schapen’, heeft hij nog enkele andere pluspunten bij de hand: ‘Facebook is het succesrijkste sociale medium van de wereld, dat miljoenen in staat stelt onbelangrijke informatie te delen met mensen die ze niet of nauwelijks kennen. Bovendien, iedere keer als je op een advertentie klikt, verdient Facebook geld. Niemand doet dat uiteraard ooit opzettelijk, maar gelukkig vergissen mensen zich erg vaak en/of klikken er op met hun dronken kop. Door de afgelopen jaren Facebook te gebruiken hebben 900 miljoen mensen een lichte tot gemiddelde hersenbeschadiging opgelopen, waardoor hun vermogen tot nuchter oordelen sterk verminderd is. Uiteraard is ook dat gunstig voor de potentiële aandeelhouder.’
Ik heb me ooit inderdaad per ongeluk aangemeld bij Facebook en ik maak er geen gebruik van. Dat doe ik met hoogdravende argumenten, zoals bezwaren tegen aantasting van mijn privacy, tegen geld verdienen over mijn rug, tegen het tijdsbeslag, ‘het is iets voor kinderen’, ‘het is iets voor volwassenen die maar niet volwassen willen worden’, tegen bedrijven die op Facebook om geld uit mijn zak te kloppen en ik doe gewoon niet mee om Mark Zuckerberg rijk te maken. En tot slot: ik kan ‘vinnik leuk’ gewoon niet uit mijn bek krijgen.
Allemaal leuke en valide argumenten die ik trouwens voornamelijk van anderen heb – ik doe zelf immers helemaal niks met dat account op Facebook.
Maar wees nou eens eerlijk. Ik vind het gewoon hopeloos ingewikkeld is om ermee te werken. Ja, ik weet het, ik hoor het hoongelach om me heen al, het blijkt dat honden, apen, katten en zelfs pasgeboren baby’s een Facebook-account hebben en daar moeiteloos dagelijks vele uren mee aan de slag zijn. Die per dag minstens driehonderd keer op ‘vinnik leuk’ klikken zonder het gevoel te hebben volslagen debiel bezig te zijn.
Ach ja hoor, ik ben gewoon een ouwe man die de grenzen van het computergebruik heeft bereikt. Mijn voorspelling dat de mensen op zekere dag gewoon genoeg krijgen van dat geveesboek geef ik met opzet geen datum mee, want hier in huis zie ik dagelijks dat je jongvolwassen kunt zijn en toch na jaren nog altijd druk in de weer met spelletjes waarbij je eindeloos, en ik bedoel eindeloos, met fantasiezwaarden en zware mitrailleurs om je heen ramt en schiet zonder ooit te bedenken: ‘waar ben ik eigenlijk mee bezig?’
Ik ben niet tegen de vooruitgang. Ik heb een Twitter-account waar ik geregeld wat mee doe. Deze column bijvoorbeeld wordt straks door mijn host automatisch getwitterd. Maar ik schrap alle volgers die me melden dat ze bij de speelgoedwinkel een game aan het kopen zijn – ik had in het begin een volgster die politieagent was en die dat voortdurend meldde. Tevens dat ze elke middag om kwart over vijf warm at en wat dan wel. Er zijn mensen die melden dat ze zitten te poepen en dan heb ik het wel weer gehad. Ook in ruzies tussen volgers en gevolgden over de kwaliteit, als mens zijnde, van Joden en moslims, meng ik me niet.
Ik omarm de moderne techniek inmiddels met liefde. De vijfentachtig elektrische apparaten hier in huis draaien fluitend op zonnestroom. Ik heb deze week ontdekt dat je een tablet-pc van welk merk dan ook kunt gebruiken als afstandsbediening voor de tv en de radio en de lampen in huis. Sterker nog: je kunt je tablet-pc zèlf gewoon gebruiken als tv, zodat het einde van het zwarte gat in de kamer, de grootbeeld-tv, in zicht komt.
Facebook zal heus wel volgen. Ooit.
_______