Het pleewerpen door de aanstaande koning was, dat moet ik toegeven, een geweldige doorbraak in het folkloregebeuren rond Koninginnedag, maar als we nú niet doorpakken, dan blijven we toch steken op het niveau van korfbal, beugelen en kaatsen: originele sporten waar buiten Nederland vrijwel niemand zich de vingers aan wil branden.
Nee, doorpakken dus. Vanaf volgend jaar geleidelijke invoering van het busblazen – Beatrix met een zwart gezicht, hilarisch! – en dan het opeten van een levende pad, het in het openbaar bedrijven van de liefde met een dood varken (met aanloop) tot de absolute apotheose van vaderlandse kermisvermaken: het bekkensnijden.
Het bekkensnijden kent de moderne, onschuldige variant in de smiley, maar oorspronkelijk was het iets bloediger. Na overvloedig bier- en wijngebruik plachten de burgers, boeren en buitenlui op de kermis de messen te trekken teneinde elkaar te voorzien van een eeuwige glimlach: men sneed de mond van meestal tamelijk onwillige slachtoffers de mond van oor tot oor open zodat ze er definitief als een smiley avant la lettre bij liepen.
En dat zou ik dus graag heringevoerd zien. Niet volgend jaar, want daarvoor zijn we momenteel nog te kleinzerig – je mag zelfs geen dieren meer mishandelen – maar als de crisis flink doorzet en het kannibalisme ook alweer op bescheiden schaal ingang vindt in de haute cuisine, dan wordt het toch tijd voor dit oud-vaderlandsche gebruik. Met een man als staatshoofd moet het geen probleem zijn om de volgende keer als de Oranjekudde Makkum en Oldeberkoop bezoekt het op experimentele schaal te proberen.
Ik moet ondertussen helaas bekennen dat ik de bezoeken aan Veenendaal en Rhenen geheel en al heb gemist, en dat ik de prestaties van Willem-Alexander als pleewerper slechts uit de tweede hand ken.
Maar ik bezocht wel de Oranjebraderie in Schaesberg.
De avond tevoren had ik ergens uit de duistere wouden in de Limburgse heuvels het Eikenhout is eikenhout’ horen zingen, en dat interpreteer ik dan maar als de eerste verschijnselen van een afscheidingsbeweging. Deze gedachte werd nog versterkt door een middelbaar echtpaar waarmee ik op de braderie, onder het genot van een blonde schuimgekraagde, in gesprek raakte. Hij deed dat trouwens in het Duits. Zij voerde verder het woord, en toen de toestand van het land ter sprake kwam sprak zij de gevleugelde woorden: Die hoge heren daarboven in Holland, die zorgen wel goed voor elkaar en wij mogen dat betalen.
En wat moet je daar dan tegenin brengen? Waarbij je tevens maar beter ernstig kunt overwegen dat bij mensen die spreken van ‘daarboven in Holland’ het bekkensnijden al gevaarlijk dicht aan de oppervlakte van het DNA-profiel kan liggen.
Ik heb namelijk het optreden van dierenvriend Dion Graus zondagmorgen wèl gezien.
______