Het was al een beetje sukkelen, de laatste tijd, en nu is de knoop dan doorgehakt: columnist Wim de Jong, die ons eerst jaren vergastte op pittige tv-recensies en sinds een jaar of vier (ik dacht dat het veel langer was) in het Volkskrant Magazine op de hoogte hield van zijn huiselijke wederwaardigheden in het kader van zijn nieuwe rol als ‘oefenvijftiger’, die Wim de Jong dus, die maakt vandaag bekend dat hij ermee stopt. Ik ken mensen zát die nu zeggen: ja, èn? En die hebben dan weer gelijk. Persoonlijk ben ik van mening dat een columnist niet moet stoppen, en als hij dat wel doet, hoeft hij het niet te motiveren.
De Jong doet dat wel, met name wegens de reden dat het onderwerp waarmee hij vier jaar geleden op pad ging, hem inmiddels is ontvallen door het vertrek uit huis en huwelijk van mevrouw De Jong. Hij benadrukt dat hier geen sprake is van een oorzakelijk verband tussen columns en vertrek, al zou het me niet verwonderen. Liefhebbende echtgenotes kunnen veel hebben maar je kunt het als openhartig columnist ook overdrijven.
Ik zou er dan ook niet over begonnen zijn als ik geen aardige herinnering had aan De Jong persoonlijk. Ik heb er een tijdlang over geaarzeld of hij wel dezelfde was, omdat er in Nederland veel van zijn: het niet al te adequate online telefoonboek geeft er zonder aarzeling al 1708. Maar deze De Jong lijkt, blijkens zijn foto bij zijn column, nog sprekend op de jongeman van ongeveer 25 jaar die bij Het Vrije Volk werkte en in wiens innemende gezelschap ik in december 1983, op uitnodiging van het ministerie van toerisme van dat land, afreisde naar Roemenië.
Waar te beginnen? Bij de tachtigjarige slechtgeklede vrouwtjes die te Boekarest met ongeschikt gereedschap vergeefs de ijsplakken van de straten stonden te bikken? Bij de ambassadeur van Suriname in Nederland, Henk Herrenberg, die ook al, qua kleding, niet erg was toegesneden op de barre weersomstandigheden aldaar, en die op glimmende dansschoenen elke ochtend stond te wachten op een stoet regeringsauto’s die hem ergens heen brachten? Henk zocht ’s avonds ons vertrouwde gezelschap, maar vergeefs visten wij naar het doel van zijn bezoek aan Roemenië.
Of zal ik het hebben over de Brabantse zakenman die in Roemenië drie meubelfabrieken draaiend hield, waar oer-Hollands eiken meubilair werd vervaardigd (nee, niet tok-tok) en die muisstil aan de bar het gesprek tussen Wim en mij afluisterde, waarin we ons, op de wijze van Hollandse journalisten in verre buitengewesten, openhartig uitlieten over van alles – gelukkig waarschuwde de man ons tijdig dat hij alles verstond, zodat de schade beperkt bleef.
Of zal ik het hebben over de gids die ons was toegevoegd en die ons in de trein naar Brašov een ellenlang interview met Ceausescu in moeizaam Engels voorlas en vertaalde – een interview dat in het partijblad Scinteia terecht was gekomen door middel van vertaling uit het Engels van een Canadese krant? Ik kan meedelen dat Wim en ik een en al oor waren en misschien heeft Wim ook wel die LP nog van Maria Tanase, die de gids ons op de ochtend van het vertrek uit Roemenië besmuikt toeschoof.
Zo, nu kan ik ter zake komen, want iedereen heeft toch afgehaakt. Op een avond bezochten Wim en ik de disco aan de overkant van Hotel Athénée Palace, waar de wijn goedkoop was en, laten we eerlijk zijn, de hoeren misschien niet goedkoop maar wel legio. De volgende ochtend zat ik aan het ontbijt en zag door het raam van de ontbijtzaal een taxi stoppen, waar Wim uitstapte, slechts gehuld in een onderbroek en sokken. Het vroor een graad of acht. Hij haastte zich naar binnen, vroeg ons en verkreeg ook een biljet van tien dollar en rende naar buiten waar hij het aan de chauffeur overhandigde.
En ik had hem nog zó gewaarschuwd niet met die mooie jonge meiden mee naar huis te gaan. Ze hadden hem trouwens wel zijn paspoort laten behouden, zodat hij mee naar huis kon, naar Rotterdam.
Niet lang daarna hield Het Vrije Volk op te bestaan. Scinteia ook, al duurde dat nog wat langer.
______