Eerst even het woordenboek. Ai, daar komt het woord islamofoob niet in voor. De Van Dale van 2005 (dertiende druk) was dus nog niet zover als de Turkse president Abdullah Gül. Die heeft Geert Wilders islamofoob genoemd, en daarom vindt onze eigen Limburgse schreeuwfascist Laurence Stassen die net als haar grote baas iedereen verrot scheldt die daar maar enigszins voor in aanmerking komt, een goede aanleiding voor de twee Limburgse PVV-gedeputeerden om niet te gaan aanliggen aan een lunch met die president.
Nog even afgezien van het feit dat je het in de politiek niet zo scherp moet slijpen als je ooit nog iets anders wilt bereiken dan een ferm standpunt: is ‘islamofoob’ een denigrerende kwalificatie?
Het woordenboek geeft daar dus geen antwoord op en dus blader ik enkele pagina’s terug – wat geleerd eigenlijk, zo’n boek op je bureau, met twéé leeslinten – en kom terecht bij homofoob. Daar staat: homofobie: krampachtige verdringing van alles wat homoseksueel is. Moet volgens mij zijn ‘dát homoseksueel is, maar dit terzijde.
Kan de schrijnende geschiedenis van Geert Wilders met de Islam gedekt worden door de definitie: krampachtige verdringing van alles dat islamitisch is? Ik ben best bereid bij het woord krampachtig nog een vraagteken te zetten, maar voor de rest klopt de definitie toch? Sterker nog: dit is toch de definitie van de PVV, die graag uit Nederland en de rest van de wereld alles zou willen verdringen dat islamitisch is?
In zekere zin zou Wilders blij moeten zijn: Abdullah Gül heeft het helemaal begrepen als hij zegt dat Geert islamofoob is.
En nu krijgen die Limburgse gedeputeerden die dit gedachtegoed aanhangen ook nog eens een unieke gelegenheid om Gül onder de neus te wrijven dat ze niet alleen islamofoob zijn, maar de Islam ook een hele rare godsdienst vinden. En als Gül dan antwoordt dat je op dat punt het christendom ook niet te laag moet inschatten, dan is volgens mij de lucht weer geklaard.
Maar het schattigste van dit hele verhaal is natuurlijk de reden waarom gedeputeerden Janssen en Krebber toch een vorkje gaan prikken met Gül: ze wisten niet dat Hare Majesteit ook naar Limburg kwam, en nu ligt het dus helemaal anders.
Ik zie het voor me: ergens in een Noord-Limburgs dorp kijkt de echtgenote van Janssen verstoord op van het aspergebed waar ze net staat te steken, als ze hoort dat Twan niet gaat. ‘Ben jij besodemieterd! Je gaat wel, en je brengt een doosje met overgebleven eten mee en een foto van jou met de koningin en Máxima en desnoods die Turk er ook bij. Ik ben hartstikke afgebrand bij de boerinnenbond als ze horen dat ik zo’n kans heb laten schieten.’
________