In de Volkskrant zag ik vanmorgen een prachtig diagram aan de hand waarvan je kunt bepalen of je iemand die je tegenkomt wel of niet zult groeten. Ik heb dat probleem ook. Heel lang geleden had ik zelfs het probleem dat ik niet wist of ik de moeder van mijn vriendinnetje van dat moment bij elk bezoek een hand moest geven – gelukkig was dat ruim vóór de tijd van de drie klapzoenen.
(Afgelopen zaterdag zag ik een nichtje van mij weer eens. Zij hoort tot een tak van de familie waarmee we wel eens op, eh, ongemakkelijke voet hebben gestaan. Of misschien nog wel staan. Dat laatste bleek het geval: ze liet zich niet kussen, ondanks dat ik er wel uitdrukkelijk aanstalten toe maakte. Ik kwam er zelfs speciaal voor achter mijn prosecco uit. Wij zijn nog altijd niet echt on speaking terms. Ze was ook na tien minuten alweer weg van het verjaardagsfeest, had ik de indruk.)
Maar hier gaat het om het begroeten van volkomen vreemden. Dus bijvoorbeeld ook niet om iemand die je vagelijk ergens van kent, of denkt te kennen, hem of haar groet en dan een blik terugkrijgt van: weer zo’n mafkees die iedereen groet.
Mensen die je groet: automobilisten in een auto van hetzelfde merk en type als die van jou. Nee, geen Jappen, Duitsers of Fransen waarvan er meer dan een miljoen op de weg zijn, dan kun je wel aan de gang blijven. Maar een Kever groet een Kever, een Eend groet een Eend en een Lancia 2000 Berlina groet een Lancia 2000 Berlina, met een hand uit het raam, die laatsten stoppen nog net niet om details uit te wisselen. Zeker als je de kentekens 10-08-XK en 10-09-XK hebt, dan rijd je zelfs triomfantelijk een eindje samen op, naast elkaar, in formatie, dus.
Ooit groette je elke auto die het embleem van de Wegenwacht op de radiator had, maar met het verdwijnen van de zichtbare radiator raakte ook het embleem in de vergetelheid en bovendien: iedereen is tegenwoordig lid van de Wegenwacht, zie boven.
Toch is het gek. In het winkelcentrum groet je niemand die je niet kent, ook niet als er bijna niemand is, bijvoorbeeld ’s morgens om 8 uur.
En hemelsbreed 300 meter verderop, op een wandelpaadje langs het bos, daar groet je iedereen, soms zelfs met een vrolijk ‘Een goede morgen! Lekker weer hè?’ en in uitzonderlijke weersomstandigheden aai je zelfs een paard dat zijn kop over het hek heen steekt over de neus. (‘Kop’ moet ‘hoofd’ zijn, of is dat afgeschaft?)
Deelnemers aan dezelfde demonstratie, die beginnen zelfs een gezellig praatje met elkaar.
Dat is wat Nederland nodig heeft om weer een gezellig land te worden: een demonstratie ergens tegen – de laatste keer dat ik meedeed was in 1983, tegen de kruisraketten, in Den Haag. Dus dat wordt wel weer eens tijd. Nu nog een onderwerp waartegen we massaal en spontaan aan het demonstreren slaan.
Ligt nogal voor de hand: tegen het stel kwaadaardige domkoppen dat ons momenteel regeert, lijkt me.
Maar gaf je de moeder van dat vriendinnetje nou ook weer een hand als je wegging? Of als je het uitmaakte? Daar kan ik nou nog altijd van wakker liggen.
__________