Je hebt van die weblogs waarin zo eens in de twee, drie weken, een uitbarsting te zien is: van euforie over alles dat groeit en bloeit en altijd weer boeit in bos en veld, in beemd en woud, in tuin en gaard. Op zondagmorgen hebben we ook de Fenolijn, een van de mooiste radioprogramma’s ter wereld, waarin mensen melding maken van de eerste okapi’s en tapirs die uit hun ei gekropen zijn en enigszins geschrokken een goed heenkomen zoeken, maar niet zonder dat de wakkere radioluisteraar er kennis van heeft genomen en het heeft doorgebeld naar Vroege Vogels.
Dit is wel voldoende inleiding om ervoor te zorgen dat ik door jullie niet bij die categorie weblogs word ingedeeld en ik toch los kan gaan aangaande het vooral zwijgende leven in mijn achtertuin.
Zoals jullie weten heb ik in een onbewaakt ogenblik vier bolletjes daslook uit een dun bos ten zuiden van Visé gegraven en meegenomen naar mijn tuin in Schaesberg, dat toen nog een zelfstandige gemeente was waarvan de burgemeester bij je aanbelde als hij vond dat het gazon in je voortuin aan een opknapbeurt toe was. Wist hij veel dat dat enorme gras gewoon hennepplanten waren die ik vooral gezaaid had (van zaad uit zangzaadhandel, zestig guldencenten de kilo) als heg, maar dat op het aanzienlijke hippiecontingent in mijn kennissenkring natuurlijk een onweerstaanbare aantrekkingskracht van geestverruimende aard uitoefende.
Zie je wel? Ik ben al halverwege en nog altijd kun je niet zeggen dat dit weer zo’n truttig zwijmelstukje is.
Die bolletjes daslook gingen braaf mee naar Maastricht, en toen naar Ransdaal terwijl ikzelf naar Den Haag ging waar geen plaats was en is voor daslook, en toen naar Nieuwenhagen, waar ik me weer met de bolletjes herenigde en machteloos moest toezien dat de ondankbare honden de hele tuin overnamen.
Het rare is dus dat ze andere planten nauwelijks hinderen. Dus het is aan de ingevoerde tuinier om van die eigenschap gebruik te maken. Zo vond ik vanmorgen een flinke plek Anemone ranunculoides (stil maar: gele bosanemoon) tussen een dikke bos daslook. Wegplukken van alle daslookbladeren bracht het veldje glorieus in beeld. Vlakbij stond Trillium sessile (helaas geen Nederlandse naam) ook al in de schaduw van daslook. Zelfde procedure, en ze staan lekker in de zon.
Dat alles terwijl de zware zoet-kruidige geur van Ribes odoratum om me heen waaide, waarna ik zag dat Akebia weer druk bezig is de haagbeukheg over te nemen, de eerste knopjes zitten er al aan – over lekker ruiken gesproken.
De eerste bloemen gaan al open in de Rhododendrons.
Maar nu gaat het toch lijken op de Fenolijn. En dat kunnen we niet hebben. (Ik voel altijd een vorm van plaatsvangende schaamte als ik al die mensen tegen de recorder van de VARA hoor kwinkeleren.)
O ja: zoek zelf plaatjes bij dit weblog, kleur ze in en maak er een leuk tekstje bij.
Een truttig weblog, zeg maar.
________