Wie heel aardig kan tekenen is nog geen Jos Collignon. Want wat is Jos Collignon? Dat is een tekenaar die het zo goed kan dat hij het ook heel slordig kan en die zijn tekenkunst in dienst stelt van iets anders: het verkondigen van zijn mening over een bepaald onderwerp, in zijn geval van de politiek. Messcherp, genadeloos, sarcastisch, ironisch, niet voor misverstand vatbaar. Hij is, in zijn tekeningen in de Volkskrant, geen sympathiek mens, al hoeft dat voor zijn omgeving nog niet te betekenen dat hij een vileine rotzak is. Je zou kunnen zeggen dat de tekening in de krant het kraantje is waardoor hij zijn gal laat weglopen.
En dat geldt, mutatis mutandis, voor iedereen die probeert te scheppen en te entertainen. De goede cabaretiers zijn in hun werk óók geen aardige mensen. Het hoeft niet helemaal zo gestoord te zijn als Hans Teeuwen, maar van Youp van ’t Hek, Theo Maassen en Guido Weijers wil je niet verwachten dat ze proberen sympathiek over te komen bij hun publiek. Het publiek waardeert ze om de onverbloemde manier waarop ze hun nauwelijks te verbloemen kritiek op alles en iedereen over het voetlicht brengen, en voor de alles relativerende manier waarop ze dat doen, waarbij je niet anders kunt dan in de lach schieten en daar de rest van de avond in blijven.
Ja, interessant, Brun, maar hoe kom je nou daarop? Op de vroege ochtend als iedereen zit te wachten op luchtige boutades aangaande de ellende van de wereld? Is er nog een lichtpuntje in Spanje? Valt er nog wat te lachen over het Catshuis? Valt er nog wat te kotsen over het Lachhuis?
Zoals gemeld trad ik gisteravond op voor een groep mensen die een cursus ‘columnschrijven’ volgt. Het is daarmee, denk ik, als met politieke prenten tekenen: je kunt het, en daarna moet je het nog even leren.
Het speelde zich af in een oud schoolgebouw in een oude wijk aan de rand van de Maastrichtse binnenstad, waar achter alle felverlichte ramen clubjes vastberaden mensen cursussen zaten te volgen. Ik moest een lange gang door, drie trappen op, nog een gang door. Ik had nog wel een uur door kunnen lopen over de grotendeels intacte terrazzovloeren van de brede gangen – het deed me natuurlijk denken aan mijn vader en aan het Canisius College in Nijmegen en aan al de ongelooflijke haast Middeleeuwse inspanning die het ooit kostte om zonder hulp van machines die schitterende vloeren te leggen.
Het was de bedoeling dat ik mijn licht liet schijnen over het verschijnsel ‘weblog’ en dat lukte mij ook aardig, vond ik, ik hing de ontspannen improviserende clown uit en dacht: als je kunt optreden, dan moet je het eerst nog leren. Als je kunt onderwijzen moet je het eerst nog leren – ik weet dat ik kan onderwijzen maar heb het nooit geleerd, ik heb een grote carrière misgelopen.
Wat ik vooral kan, nee: wat ik vooral móet, dat is elke dag een stukje schrijven en dat publiceren op wat je een weblog zou kunnen noemen.
Een beetje slordig, vaak tegen alle regels in, vooral tegen de regels in, zodat iedereen beseft: als je wilt boeien moet je volgens de regels werken, namelijk door ze aan je laars te lappen.
Morgen bemoei ik me wel weer met iets waarvan ik meer verstand heb. Waarover ik, al dansend en springend en met gekleurde veren wuivend, en roepend ‘let u maar niet op mij, ik ben zo weer weg’ kan doen of ik er verstand van heb.
_________