Hoe zou het toch komen? Dat ik wel heel erg vaak bij het lezen van een boek na een poosje naar de boekenkast loop en daar peinzend ga staan nadenken waar een bepaald boek ook alweer staat – omdat ik aan dat boek moest denken terwijl ik een ander boek lees.
Bij ‘De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween’ van de Zweedse schrijver Jonas Jonasson dacht ik zelfs aan drie boeken. Daar was ten eerste Haas van de Finse schrijver Arto Paasilinna, maar dat is niet zo moeilijk omdat Jonasson dat boek noemt in De 100-jarige – ik kan niet anders denken dan met opzet omdat hij de Fin dankbaar is voor het idee.
En vervolgens aan het leukste boek van Harry Mulisch, De Diamant, dat gaat over een diamant, Siddharta genaamd, die nadat hij in India is gevonden, een reis door de wereldgeschiedenis maakt, en daar als het ware toevallig bij de belangrijkste gebeurtenissen een rol speelt. Een opmerking in dat verhaal is me bijgebleven, namelijk uit de episode van het oude Rome dat juist in zijn decadente periode is terecht gekomen. Daar is sprake van ‘een bisschop die zijn eigen schoonmoeder’ was. Hoe decadent wil je het hebben. Mulisch schreef het boek in 1954, toen hij 27 jaar was.
En het derde boek is The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman van Laurence Stern, uit het midden van de achttiende eeuw.
Zie verder Boek & Film