Castreren, dat is door de eeuwen heen een veel en enthousiast beoefende praktijk geweest. Natuurlijk om varkensvlees van berigheid te ontdoen en om de stierigheid van stieren te temperen waardoor ze veel en smakelijk vlees produceerden. Veel kattenliefhebbers laten nog altijd hun katers ‘snijden’, hetgeen ook veel ongemakken kan voorkomen. Persoonlijk heb ik wel eens geassisteerd bij het castreren van mannelijke biggetjes. Onverdoofd, wist ik veel. Ik was 15, en gelukkig liet de desbetreffende castrant niet het oog op mij vallen. En een gecastreerde ezel is een kluns.
Hoewel nu de roomsche kerk uit de jaren vijftig ervoor ‘terecht’ staat – en terecht, hoe meer ten detrimente van een godsdienst kan worden aangedragen hoe beter – is castreren door de eeuwen heen niet alleen van godswege aanbevolen geweest. Met name oosterse potentaten lustten er wel pap van, hoewel, dat is in dit verband natuurlijk een eh, onsmakelijke uitdrukking. China en Turkije maakten er absoluut geen geheim van dat het castreren van de entourage van keizer respectievelijk sultan net zo noodzakelijk was als een boekhouddiplima voor de boekhouder: beide heren stonden op het punt van voortplanting natuurlijk hun mannetje, maar de dames in de harem kon men niet kwalijk nemen dat ze hun ongeduld maar moesten zien te bewaren in afwachting van de volgende beurt door de uitgeputte potentaat. Ze grepen dan uiteraard de eerste de beste voorbijganger. Als dat dan een eunuch was, dan hadden ze daar maar matig nut van, maar het voordeel was dat ze er ook niet zwanger van raakten.
Ook al lang bekend was dat als je jongens van omstreeks acht jaar van hun testikels ontdeed, en ze overleefden de operatie, er een kans was dat ze er een prachtige jongenssopraanstem aan over hielden. Persoonlijk ben ik niet eens erg voorstander van een echte damessopraan, ik moet dan altijd denken aan Bianca Castafiore, hoewel ik die meer op diepe alt schat. (Op Radio 4 wordt veel te veel snerpend gegild. Maar dit terzijde.)
Die jongens waren zeer gewild bij de betere kerkkoren. Ik heb wel eens het plaatsje Preci in Umbrië bezocht, waar het castreren van jongens tientallen jaren lang een belangrijk middel van bestaan was.
Tot in het begin van de twintigste eeuw waren castraten zeer gewaardeerd. Daarna ontdekte men dat je met zangtechniek toch een mooie piepstem kon houden én je ballen.
Maar de gewoonte zat er nog in, toen in de jaren vijftig jongens gecastreerd werden om ze van hun homoseksualiteit af te helpen. Ik las vanmorgen in de krant dat homoseksualiteit in de jaren vijftig als een ziekte werd beschouwd die te genezen viel, met name door castratie, maar dan toch zeker alleen nog in roomsche plaggenhutten in het duistere Zuiden des lands.
In de rest van het land was toen al het onsterfelijke woord van Paul Rodenko bekend, die in een van zijn erotische verhalen verzet rees tegen de ongebreidelde castratie van jongens met het oog op castratenzang: ‘dat de bisschop gek is op kunst, dat is prima. Maar de kunst moet niet gaan op kosten van de zak van de burgers.’
Staatssecretaris Halve Zoolstra vindt dat trouwens ook.
_______