Terwijl ik gisteren keek naar het programma Kunststof en daarna naar het eerste deel van de serie interviews door Coen Verbraak met Kees van Kooten en Wim de Bie, realiseerde ik me drie dingen: dat ik in 1998, toen het tweetal ermee stopte – exacter: toen Kees van Kooten er de brui aan gaf – net begonnen was met een dagelijkse column op pagina 3 van het Limburgs Dagblad, destijds nog een zeldzame uitverkiezing voor een journalist.
Het tweede was dat de twee me nog vrijwel dagelijks bezoeken in de vorm van uitdrukkingen die zij introduceerden in de Nederlandse taal. (‘Dat doe ik voor de gezelligheid, dus dat telt niet mee’.)
En het derde dat minstens eenmaal in de week een bepaalde gebeurtenis in Nederland, vooral in de politiek, binnen enkele seconden leidt tot de constatering: dat hebben Van Kooten en De Bie 20, 25, 30 jaar geleden al eens verwerkt in een sketch. Ik hoef hier maar het zeer voor de hand liggende voorbeeld te geven van Jacobse & Van Es, waarvan de een lid van de Haagse gemeenteraad voor een onlangs opgerichte partij zou kunnen zijn dat liegt over zijn opleiding, en de ander de trotse uitbater van een winkelke in Roermond. Het viel mij op dat K&B gisteren zonder namen te noemen dat verband nogal uitdrukkelijk uit de weg gingen, terwijl het zo mooi zou zijn geweest te constateren: ‘Ja, daar hebben wij toch maar mooi dertig jaar geleden al voor gewaarschuwd’. Ze wilden gewoon leuke dingen voor zichzelf doen en nergerns voor waarschuwen.
De twee ‘pakketjes Koot & Bie’ die je sinds zaterdag kunt downloaden van de site van de VPRO tonen enkele kostelijke en nooit eerder vertoonde scènes van het duo – en waarmee ook gelijk de bodem wordt weggeslagen onder het rotsvaste idee van de liefhebbers dat alles wat ze maakten perfect was. Van enkele van die sketches kun je zeggen: die zijn terecht niet uitgezonden. Ik noem de sketch over de herverdeling van doctorandussen over het land; leuk gedaan, typisch K&B, maar volstrekt wezenloos en mislukt.
Wat de twee in hun interview met Coen Verbraak enorm zitten te benadrukken: dat zij vooral een stel leuke grapjassen wilden zijn die eigenlijk nooit verder gestreefd hebben dan naar optreden op bruiloften en partijen. Ze deden het met goedkope middelen of helemaal zonder, hun medeacteurs waren altijd vrienden, kennissen, familieleden en kinderen.
Waarna je dus moet constateren dat ze zelfs die rol in de rol perfect speelden. Met name de zorgvuldige uitwerking van teksten waarvan niet werd afgeweken en die toch volkomen naturel eruit kwamen, vaak in één keer goed opgenomen (door een werkelijk eersteklas stel mensen voor beeld, geluid, productie en grime, en niet gestoord door een kijkcijfergeile netcoördinator) toont uiteraard dat we hier te maken met twee professionals, noem het rustig genieën, en dat vrijwel zonder een formele opleiding. Zou nog ergens hun opname van Pinters Dienstlift te vinden zijn? Nooit meer zo prachtig gespeeld gezien. En dat was dus niet eens satire.
Van Kooten en De Bie zijn, bedacht ik net, precies zo onwaarschijnlijk Hollands als Gerard Reve – die laatste is vrijwel onvertaalbaar en geen bestseller als het toch gebeurt; ik heb nooit gehoord of enig buitenland getaald heeft naar K&B, en omgekeerd ook niet. In die zin hebben ze zich bewust beperkt, en gelukkig maar: ze bleven bewust tussen de schuifdeuren van de Nederlandse bruiloft.
En in de geschiedenis van de twintigste eeuw. Sinds hun vertrek van de buis zijn bijna vijftien jaar verstreken. Inmiddels is een generatie opgegroeid die even moet googlen om te weten wie K&B waren. Die, als ze hen al kennen, hun erfgoed iets vinden ‘van mijn ouwe vader’.
En dan nog iets: ik zag gisteren een tweet van iemand die schreef: ‘dat verdienen de mannen niet, herinneringen van ouwe heren die met weemoed praten over lang geleden.....’ Nou, zo weemoedig leek met name Kees van Kooten me niet, maar een kern van waarheid zit er in. Wim de Bie zat er, vooral in het programma Kunststof, wat sullig bij.
Zo voel ik me tegenwoordig ook wel eens.
_____