Het bericht over het grote aantal wellicht aan journalistiekstudenten van Windesheim (Zwolle) ten onrechte uitgereikte diploma’s deed mij onmiddellijk denken aan de tijd dat ik optrad als ‘gecommitteerde’ op eindexamens op een journalistenopleiding.
Het examen bestond uit twee onderdelen, die meestal tegelijk werden behandeld. Een deel was ‘productie’ en bestond uit een aantal door de kandidaat geschreven artikelen die aan een aantal criteria moesten voldoen. Ze moesten onder andere actueel zijn, blijk geven van vermogen tot het toepassen van ‘hoor en wederhoor’ en het verzamelen van relevante gegevens, en volgens de regels van de kunst opgeschreven. Het andere deel was een ‘reflectie’, een soort doctoraalscriptie over een met de journalistiek samenhangend onderwerp.
De gecommitteerde paste daarbij bescheidenheid, want destijds werd hij of zij niet meer aangesteld door het ministerie van Onderwijs, maar aangezocht door de school zelf. Dat voelde ik als een probleem, en mij werd ook duidelijk gemaakt dat dat een juist idee was: ik kon bijvoorbeeld maar beter geen kritiek hebben op het feit dat minstens de helft hoe dan ook moest slagen, dat was gewoon een richtlijn van de school, die daar voor haar blote bestaan van afhankelijk was.
Ik ontdekte daarna een tweede weeffout in de examenregeling, want de docent die de student had begeleid tijdens de studie en bij het maken van zijn of haar examenwerkstukken, was ook een van degenen die het examen afnam. Een klassiek voorbeeld van de slager die zijn eigen vlees keurt.
Beide verschijnselen hoeven geen echt probleem te vormen als een hoog percentage van de examenkandidaten een goede productie zou leveren en een verdedigbare reflectie – maar tot mijn onthutsing was dat niet het geval. Ik zat er heel vaak min of meer zwijgend bij en tekende het diploma voor vele nieuwe gediplomeerde journalisten die met hun eindexamenwerk niet hadden getoond het vak ook daadwerkelijk te verstaan.
Uit de discussie met de docenten bleek onder andere dat het van realisme getuigde wanneer productie voor vakblaadjes op computergebied, voor huis-aan-huisbladen en voor als ‘tijdschrift’ vermomde reclameuitingen zouden worden gezien als vakkundige artikelen. ‘Veel van deze mensen gaan bij dat soort bladen werken’. En de reflectie, tja, je redenering opzetten en zuiver uitschrijven was niet ieder gegeven.
Alles goed en wel, maar volgens mij werd je op de school opgeleid tot journalist die vooral in de serieuze (dagblad)pers zijn mannetje m/v zou staan. De docenten waren het daarmee wel eens, maar hadden te kampen met de realiteit, namelijk dat hun studenten voor een belangrijk deel – meer dan de helft – onder andere door gebrek aan talent en een gebrekkige vooropleiding, niet in staat waren aan de criteria te voldoen. Niet alleen waren de gekozen onderwerpen vaak ongelukkig, het gold ook voor de behandeling ervan en ook nog eens voor de manier waarop het was opgeschreven: vaak in onbeholpen en verre van foutloos Nederlands.
Of het op die school nog is goedgekomen, dat weet ik niet. Kort na mijn pensionering heb ik gezegd niet meer als gecommitteerde te kunnen optreden, omdat ik vond dat een gecommitteerde iemand moest zijn die voeling had met de dagelijkse praktijk van het journalistieke handwerk.
Ik heb sindsdien menig goed journalist voorbij zien komen – in kranten, op de radio en de tv – die afkomstig was van de school, met name trouwens van de postdoctorale opleiding.
En uit mijn eigen geschiedenis kan ik concluderen dat je, ook als je eigenlijk niet geschikt bent voor het vak, het toch goed onder de knie kunt krijgen. Nieuwsgierig zijn en een beetje brutaal, leergierig zijn ook en open staan voor verrassende doorkijkjes en een en ander goed geformuleerd aan het papier toevertrouwen kun je, dat wist ik vijftig jaar geleden al toen er geen opleidingen bestonden, ook leren in de praktijk.
Ook voor journalisten gold en geldt: al smedende wordt men smid. Althans: in minstens de helft van de gevallen.
Ik troost me met de gedachte dat veel van de gezette handtekeningen na een aantal jaren toch nog terecht zouden zijn gebleken.
________