Nou wacht nou maar eens effetjes. Eind februari 1985 reisde ik met vrouw en kind per Trasportes Aereis Portugueses – zo heette Air Portugal toen nog, met veel geil sjlissjende sj-en – naar Madeira en nam mijn intrek in een apprtementencomplex waar ik, tot mijn grote verrassing, de opstijgende vliegtuigen praktisch kon aanraken, als ze maar net van de ‘grond’ waren gekomen op het laatste deel van de startbaan, die op betonrotte pilaren in zee stond. Madeira is in essentie een uit de oceaan stekende vulkaan, zonder veel vlak terrein. Vandaar.
De dag daarvoor, of wellicht twee dagen daarvoor, was de voorgenomen Elfstedentocht afgelast wegens te weinig ijs. Dat is het mooie van de Elfstedentocht: al vanaf het begin – er zijn er maar vijftien geweest in ruim honderd jaar – kun je stellen dat de winters nooit streng genoeg zijn voor de tocht, en ook zonder global warming worden de omstandigheden moeilijker, omdat tegenwoordig standaard enkele honderden letselschadeadvocaten klaar staan om Wiebe Wieling en alle tweeëntwintig rayonhoofden mitsgaders de iismaster voor de kadi te slepen in het geval er een paar duizend liefhebbers dronken en spoorloos onder het net iets te dunne ijs schuiven.
In Rusland kun je nu al de duizendstedentocht van 2034 plannen, maar daar is, naar Fryske maatstaven, geen lol aan. Afgezien nog even van het feit dat de luitjes in het vermaledijde Oost-Europa niks zien in de essentie van de Elfstedentocht: de kluunplaatsen (te ver) Berenburg (te slap) en Unoxmutsen (te nichterig). Ik denk dat een zesdorpentocht op Madeira een nog grotere kans zou maken, omdat die nog nooit is gehouden en ook nooit gehouden zal worden: bijna nooit vorst van betekenis en geen vlak terrein. Een glaasje Madeira, my dear?
Maar ik was op Madeira dus, in 1985. Toen ik een week in dat appartement zat en al enige sneeuwbuien had meegemaakt, kregen we buren. Het waren Friezen, die enthousiast vertelden dat kort na ons vertrek uit het Vaderland de Tocht der Tochten alsnog had plaatsgevonden. Onder barre omstandigheden, het had, geloof ik – maar ik zou het voor de zekerheid moeten nakijken, waar ik nu geen zin in heb – meer geleken op reddend zwemmen, maar dat is juist het mooie. Zoals het tijdens de tocht van 1963 niet veel gescheeld had of alle deelnemers waren onderweg gestorven van koude en honger en niemand als winnaar over de streep was gekomen. Romantische heroïek, kortom.
Het kan, wil ik maar zeggen, best nog wel oangien. It sel hefe. Ik hoop het niet, want de planten in mijn tuin hebben al voldoende geleden. Maar dat terzijde.
De Elfstedentocht van 2012 heeft hoe dan ook al een unieke uitzending van DWDD opgeleverd, die van gisteravond, waarin Erben Wennemars spontaan in snikken uitbarstte bij het vernemen van de onheildstijding en waarin Erik Hulzebosch, die ouwe en totaal geflipte knollenteler, een absoluut honderd procent fout lied mocht zingen. Hij was een clown, nu is hij dood. ‘Nee, jij niet hoor,’ zei hij volledigheidshalve tegen de negentigjarige naast hem. En dat in het door overjarige Friese doorlopers, , inderhaast opgetrokken Fries bruin café op het voormalige muziekpodium. Alle doorlopers waren zonder uitzondering getooid met rode konen en in beste stemming.
Nee, het is nog niet beslist, misschien zullen we zondag toch nog te Sleat, Snits en Harns terecht komen.
Met Koos Postema, Jan Mulder en Mart Smeets in het zijspan van de motor van de NOS-cameraman, alle drie met zo’n enorme hoornen Unoxbril op. En veel oudere schaatsers, en dat zijn ze bijna allemaal, met de schaatsator, die gisteren op Omrop Fryslân televyzje nadrukkelijk te zien was.
Genieten, noemen ze dat tegenwoordig.
______