De algemene economische en politieke situatie, daar kun je eindeloos over blijven ouwehoeren natuurlijk, maar zou je bijna vergeten dat daar buiten iets onbeweeglijk zijn gang gaat, te weten de natuur, in dit geval vertegenwoordigd door de tuin en het bos daaromheen. Dat is meteen al onduidelijk vormgegeven, want het bos ligt alleen in zuidelijke en zuidoostelijke richting.
Is het wel een bos? Veelal verspreide bomen op heuvelachtig terrein, op strikt moderne wijze onderhouden: de helft van de bomen is dood en daarvan weer de helft ligt op de grond. Eerst allerlei onbeschrijflijk kromgegroeide waaibomen, daarna tragische berken en ineens een soort natuurkathedraal: een kom, aan gindse zijde omzoomd door een steile helling, het geheel begroeid met beuken, hoog, rechtopgaand. De grond is massaal bezaaid met de lege doppen van beukennootjes die toch nog gelijk hadden met hun voorspelling van een strenge winter.
Een paar dagen geleden nog was het bos onbegaanbaar door spekgladde beregende sneeuw, nu helemaal verdwenen. Wat rest is wat vorst in de grond waardoor de paden bedekt zijn met een dun laagje al bijna even spekgladde modder. Een oude man met wellicht broze botten moet uitkijken. Hypochonder als ik ben, overweeg ik hoe in geval van nood tijdig een ambulance daar te krijgen.
Al het boven beschrevene glimt en druipt als in een overdreven horrorfilm, vlak voor het opduiken van het door Marsmannetjes gestuurde mechanische monster van twaalf meter hoog. Ik word zelf ook nat van de zeer fijne motregen, en ik krijg het ook nog warm.
Akkers zijn er ook. Het wintergraan lijkt de twee weken horrorwinter overleefd te hebben, maar het koolzaad zorgt voor een spectaculaire apotheose. Het is vuilgeel verbrand door de vorst en de stank van verkookte kool moet voor de omwonenden niet te harden zijn. Wellicht een ideetje: een koolzaadmeldpunt.
Geen levende ziel te bekennen, zelfs geen hondenuitlaters. Eerder in de week heb ik nog mezen gezien, en een specht gehoord, maar iedereen blijft binnen, vandaag. Achter de carnavalsclowns op de vensterbank.
De gemengde berichten betreffen vooral de tuin. De Helleborussen die nogal voorbarig eind januari in volle bloei stonden, en meestal een vorstperiode min of meer onbeschadigd doorkomen, hebben het ditmaal laten afweten. Ze liggen erbij als een versmaad Valentijnsboeket. Een paar narcissen hebben dit bedenkelijke voorbeeld gevolgd. De hoop is nu gevestigd op volgend jaar.
Dankzij een wanstaltige winterjas hebben een olijfboom en een palm (modelletje Trachycarpus fortunei) het vrijwel onbeschadigd overleefd. Een vingerplant, Fatshedera japonica, heeft min of meer zwarte bladeren maar ze zijn springlevend.
De conclusie moet luiden dat je een hoop risico neemt als je denkt dat de opwarming van de aarde ook de opwarming van je tuin met zich meebrengt.
_______