Het is kwart over drie als ik bij de kapper naar binnen loer. De kapper zelf en twee kapsters zijn elk bezig met een klant, een jongen die meeuwvormige inkepingen in zijn hoofdhaar besteld heeft en twee welvarend geschapen dames van midden dertig, die blonde strepen in het haar krijgen en zo nog het een en ander. Op de bank zit een geheel in het zwart geklede dame met een strenge bril, een kort rokje en ook al welvarende maar korte beentjes in zwarte kousen; zij voert luidkeels een telefoongesprek.
Ik constateer dat er een kans is op redelijk snelle afhandeling, en ga dus binnen.
Ik heb mijn boek niet bij me, er ligt alleen een Panorama van een paar weken oud die ik al snel ‘uit’ heb – ik hoor niet tot de doelgroep, merk ik.
Al met al schat ik dat ik binnen een kwartier aan de beurt kan zijn, tondeuse op 8 millimeter en maximaal tien minuten later sta ik weer buiten.
De meeuwen nemen meer tijd in beslag dan ik verwacht had.
Maar bij de beide dames gaat het vrij vlot. Bij de achterste gebeurt iets onverwachts: zo op het oog leek ze me klaar, maar dan begint haar kapster heur haar in allerlei plukken op te steken, neemt er nog eens een kruk bij, gaat behaaglijk zitten en begint aan een volgende bewerking die, schat ik weer, toch zeker het volgende halfuur in beslag zal nemen.
Bij de voorste dame wordt al duchtig geföhnd en daarna nog een vettigheidje in de steile punten gesmeerd en ik leg de Panorama al terzijde: het gaat gebeuren.
Dan komen er twee mensen binnen die doorlopen naar de twee dames met de blonde strepen en beginnen daar een geanimeerde conversatie. De twee dames in de kappersstoelen blijken met elkaar samen te hangen. De kapster staat geduldig met de achteruitkijkspiegel klaar, maar wil het gezelschap niet storen.
Het duurt maar voort. Het tafereel straalt een zekere rust uit, alles mag, niets moet. Ik krijg het gevoel of ik een bioloog ben die vanuit een schuilhut in het woud een groepje primaten beloert, die in alle rust ‘hun ding doen.’
Na enige minuten valt het groepje uiteen, de kapster legt de spiegel weg en verdwijnt ‘naar achteren’ – ik neem aan dat ze daar een sigaretje rookt.
Ik had verwacht aan de beurt te zijn, maar er gebeurt niets.
Om precies vier uur trek ik mijn jas aan en stap op. Ik zwaai naar de kapper die druk is met de vrouw met de korte zwarte beentjes. In de spiegel roept hij: ‘Ja, sorry!’
Bij de andere kapper in het winkelcentrum is maar één kapster actief, zie ik door het raam. Ze is met een vrouw bezig, een andere dame bladert in een tijdschrift. Ook daar zal ik dus minstens drie kwartier kwijt zijn.
Op huis aan, dan maar.
Een barbier, dat is wat ik wil. Maar die hebben we hier niet. Of toch wel? Google brengt uitkomst.
Hij is er: Ömer, in Heerlen. Wat me vooral aantrekt: hij adverteert met ‘natscheren’. En met het feit dat hij Turk is. Er gaat niets boven een barbier die natscheert. En Turkse en Noord-Afrikaanse kappers zijn meesters in hun vak. Morgen daarhenen, afspraak maken niet nodig.
Ik kan niet wachten. Zou er ook barbershop gezongen worden? Mr Sandman, bring me a dream!
_______