Nou dames, gaat u er maar eens lekker voor zitten, want ik doe een b(r)oekje open. Oh, en heren: misschien hebben jullie ook nog wat aan wat hier geopenbaard gaat worden. Dus luister en huiver.
Je zou zo kunnen voorstellen: ik ben een testosterongranaat (zie verder Bonita Avenue van Peter Buwalda) en ik heb een hele grote. Ja, daar kijkt u meteen al van op, natuurlijk zij het dan dat ik meteen, waarheidslievend als ik ben, er aan moet toevoegen dat het een hele grote prostaat is. Het is heel dicht in de buurt, maar helaas is het effect van de omvang helemaal anders.
Even voor de duidelijkheid: de prostaat is een gespierde klier die op bepaalde momenten in het leven van een man een substantie produceert die zich vermengt met de juist op dat moment voorbij schietende fluim sperma, waardoor die fluim veilig kan worden afgeleverd ter bestemde plaatse. De prostaat, in goed maar onbegrijpelijk Nederlands ook wel voorstanderklier genoemd bevindt zich op een dusdanig onhandige plek in het mannelijk lichaam – rond de ‘plasbuis’ – dat er niet dát hoeft te gebeuren en je kunt niet meer plassen. Dat is met name het geval bij oudere heren van het mannelijk geslacht bij wie de prostaat, die toch al de neiging heeft in de loop der jaren groter te worden, extra groot wordt door een overproductie van een van de hormonen die worden samengevat onder testosteron.
Jaha, jullie denken dat vooral de vuurwerkmisdadigers echte testosterongranaten zijn, maar let dan eens op die ouwe mannetjes die verdacht lang en vaak naar de WC gaan: dat zijn de echte. Het zijn de mannetjes die zorgen voor het smakelijke beleg op de boterhammen van de geachte dames en heren urologen. Ik zal deze beeldspraak niet verder uitwerken, u zit vermoedelijk nog te ontbijten. Laat ik het hierbij houden: in de loop der jaren ben ik veel voorstanders kwijt geraakt. En hij is de laatste en trouwste, al is hij soms lastig. Ik overweeg hem een eigen voornaam te geven. Jan of zo, of Piet.
Intussen moet om de haverklap vastgesteld worden of de trotse eigenaar van de prostaat geen kanker aan het orgaan heeft, dit in de wetenschap dat vrijwel alle mannen van boven de tachtig jaar prostaatkanker hebben, en de uroloog wil dat graag al vele jaren van tevoren eigenhandig hebben vastgesteld. Wie moeilijk plast, kortom, valt in in handen van de uroloog. Hij of zij staat daar, als je even niet kijkt, handenwrijvend bij te lachen.
Dat alles op geleide van de hoeveelheid prostaatspecifiek antigeen in het bloed, vertegenwoordigd door de gevreesde afkorting PSA. De hoeveelheid PSA kan weliswaar een bevestiging zijn van het feit dat de prostaat inmiddels een fikse omvang heeft aangenomen, maar het kan ook betekenen dat er kanker aanwezig is.
Het inwendig onderzoek – met de camera door de plasbuis naar binnen, hup, de blaas ook even meegenomen, daarna met de echo-apparatuur door de achterdeur naar binnen – wat daarop volgt hoort thuis in een negentiende-eeuwse martelkamer, zoals zo treffend beschreven door Edgar Allen Poe. Want verdoven is er niet bij. ‘Ja, dan moeten we weer een OK huren, dat is zo’n gedoe, doe maar even de tanden op elkaar,’ zei de verpleegkundige die zelf geen prostaat heeft en dus niet weet waar ze het over heeft.
Hier nog even een kleine anecdote, om te tonen dat ik op de hoogte ben van de literatuur. In een van de boeken van Maarten Biesheuvel zitten enkele scheepsjongens bijeen in een bioscoop op Newfoundland, en bespreken zorgelijk de verkrachtingen die zij, eenmaal in het ruime sop, moeten ondergaan van de zijde van de respectievelijke boots- en stuurlieden. Een van de jongens, ervaren als hij is, geeft het advies: ‘Niet tegenstribbelen, denk maar gewoon aan een zware thermometer.’ Ik dacht dus gisteren maar aan een zware thermometer. Het hielp niet veel.
Want gisteren was het weer eens zover. En er geschiedde een wonder: met behulp van echografie werd vastgesteld dat mijn prostaat inmiddels 108 cc meet (een jongen van twintig heeft er een van 18 cc) en dus ongeschikt is voor het nemen van biopten; het bloed in de urine en dichtknijpen van de plasbuis komt dáárdoor.
Ik krijg nu een geneesmiddel dat op internet beschreven wordt als chemische castratie maar dat vooral het deel van de testosteronproductie vermindert dat zorgt dat de prostaat zo groot blijft. En nu dus kleiner moet worden.
Helemaal blij en gelukkig strompelde ik naar huis. Met de tanden op elkaar, wat kan mij het schelen: het zijn toch andermans tanden. En andermans thermometer.
Plassen gaat nog even van auw. Maar ‘k jubel ’t uit, ik zing en ik fluit het hoogste lied.
Eddy Christiani die deze verheven regel schreef, is 93. Ik wed dat die prostaatkanker heeft en gewoon nog doorjubelt.
_____
Laatste reacties