Schilderen konden ze. Niet allemaal even goed, maar het was duidelijk dat ze allemaal een gründliche school hadden doorlopen en voor het merendeel bijna fotografisch konden weergeven wat ze voor ogen hadden.
Van de Düsseldorfer Mahlerschule had ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord, misschien niet eens erg verwonderlijk voor iemand die bewondering heeft voor de Duitse cultuur, maar erg in beslag wordt genomen door de Angelsaksische en Latijnse kant van de kunst.
Daar word je in het Museum Kunstpalast in de hoofdstad van Nordrhein-Westfalen wel even hardhandig over bijgepraat. (Nog tot 22 januari). Het gebouw aan de Ehrenhof is een keihard bewijs dat fascistoïde architectuur prima kan bestaan zonder dat er een fascistische dictator aan het bewind is. Een in 1925 gebouwde humorloze kolos die je, als je nog aarzelde, vertelt dat je in Duitsland bent. En waar dan de expositie van de Düsseldorfer Mahlerschule naadloos in past.
Weltklasse is de titel van de tentoonstelling en zoals gezegd: schilderen konden ze. Wat hen betreft had Daguerre de fotografie niet hoeven uitvinden, bij wijze van spreken. Weltklasse is het geëxposeerde minstens doordat het uit musea en particulier bezit van over de hele wereld bijeen is gehaald.
De ‘school’ bestond van 1819 tot 1918, en toen hadden de fotografie en de verbeelding de macht al overgenomen en was de school al enige tijd ietwat uiteengevallen.
De expositie is min of meer chronologisch en zo kun je zien welke invloed de geschiedenis had op de kunst van die tijd. Na de eerste allegorieën van klassieke cq godsdienstige aard en taferelen en portretten rond gestorven en actuele hooggeplaatste persoonlijkheden, komen de huiselijke beelden en de romantische landschappen en stadsgezichten. Dan is het 1848, de tijd die we nu ‘Europese Lente’ zouden kunnen noemen, met afbeeldingen van de heroïsche strijd van de idealistische rebellen tegen de gevestigde orde, gevolgd door de tijd van de Duitse Eenheid met parallel de opkomst van de al bijna illustratieve prenten met ironische humor. En daarna grepen ze weer naar allegorische voorstelling, met als onderwerp de afgrijselijke armoede waarin het volk gedompeld werd door de pandjesbazen – het lijkt 2011 wel.
En dan is er de keizer de verordonneert dat de kunst vooral de heroïek van de Duitse Mens dient af te beelden, nog steeds in streng klassiek-figuratieve stijl. Prachtig gedaan, maar op die manier ging de hele ontwikkeling van de kunst van impressionisme en rond de vorige eeuwwisseling de aarzelende overgang naar de abstracte benadering grotendeels aan de Düsseldorfers voorbij – hoewel enkelen van hen zich waagden aan pointillisme en een zekere mate van impressionisme (zie afbeelding hiernaast van de Wilhelmsplatz in Düsseldorf van Willy Lucas uit 1917) en dan ook prompt werden buitengesloten en een eigen ‘school’ begonnen.
Onder de druk van de Eerste Wereldoorlog werd alles vloeibaar en verdween de Mahlerschule van het toneel en voegden de Duitse schilders zich in de Europese en Amerikaanse hoofdstroom – niet voor lang, zoals we weten.
Het voorgaande is de impressie die ik kreeg van deze indrukwekkende, streng gerangschikte expositie.
Als je je realiseert dat de ‘Schule’ verscheidene tientallen leden telde, begrijp je dat het noemen van figuren die eruit sprongen bijna ondoenlijk en zelfs onzinnig zou zijn: van veruit de meesten heb je nog nooit gehoord. Er waren trouwens opvallend veel Russen en Scandinaviërs bij. En toch een naam: ik zag een schilderijtje van Anton Mauve. Wat die daar nou deed…
Overigens leidden de Düsseldorfers een vrolijk leventje met uitgebreide picknicks en speciale jachtpartijen voor kunstenaars. Op nevenstaand schilderij van Johann Hasenclever uit 1837 is te zien hoe de schilders gezellig bijeen waren in een van hun ateliers en, zo te zien, voldoende gespreksstof hadden. En spraakwater.
En nu ik jullie toch spreek: vanaf 28 april is in het Museum Kunstpalast een expositie van El Greco te zien. Wat ik jullie niet hoef te vertellen, dat is dat het in deze metropool aan de Rijn goed toeven is.
_______