Het is een man van rond de vijftig. Eénmaal eerder heb ik hem gezien, twee jaar geleden. Vorig jaar moest hij verstek laten gaan, hij bracht éénmaal de kranten niet, en hij kwam ook niet de jaarlijkse fooi ophalen – er lag een enorm pak sneeuw, dat was de verklaring voor het eerste verzuim; voor het tweede, dacht ik toen en denk ik nu nog meer, zijn schaamte omdat hij zich door dat beetje sneeuw had laten afhouden van zijn taak.
Maar gisteren was hij er toch, de trouwste leverancier die ik nooit zie, de man die de hele week omstreeks kwart over vier in de ochtend de nrc.next in de bus stopt en op zaterdag de Volkskrant.
Hij is een echte professional, bedacht op de nazorg; hij komt aan het einde van het jaar niet die vijftig cent ophalen waar de krantenjongens en –meisjes van 14 jaar of daaromtrent genoegen mee nemen omdat ze al vier weken de reclame in de bus stoppen en daar eigenlijk alweer schoon genoeg van hebben. Nee, zijn houding brengt met zich mee dat hij in aanmerking komt voor een groter, en zeer verdiend bedrag.
Ik stop hem een bedrag in de hand, en dan ontstaat aan de deur een kort klantenservice-gesprek. Of ik tevreden ben over de bezorging? Of ik niet wakker word van de plof waarmee de krant op de vloer achter de brievenbus valt? ‘Jawel, vaak wel,’ zeg ik, en terwijl zijn gezicht lijkt te betrekken haast ik me te zeggen, ‘Heel prettig juist, ik kom meteen uit bed en tegen vijf uur heb ik de krant uit.’
‘Ook de Volkskrant?’ vraagt hij verbaasd de ogen opensperrend boven zijn wilde snor. ‘Nee, daarvan alleen het magazine, dat lees ik in bed gezellig aan mijn vrouw voor.’
Dit wordt te intiem. Ander onderwerp. Ik begin over mijn bewondering voor zijn doorzettingsvermogen. ‘Slaapt u ook nog wel eens?’
‘Jawel, ik ga elke avond om negen uur naar bed en om drie uur sta ik op.’
‘Jeetje,’ recenseer ik.
‘Ik heb overdag ook nog een baan,’ zegt hij. Voor mij staat een workaholic.
En ik heb wat de Fransen noemen l’esprit de l’escalier. Nadat hij afscheid heeft genomen bedenk ik nog twee goede vragen en één mooi gebaar. De vragen: heeft hij een gezin, en wat is dat voor baan, overdag.
En het mooie gebaar: eigenlijk wil ik het geschonken bedrag verdubbelen.
Maar hij is al weg in het duister, hij moet vermoedelijk ook nog wat adressen langs, voor hij om negen uur onder de wol kruipt.
Dat is in ieder geval gelukt, stel ik tevreden vast: om kwart over vier plofte de nrc.next op de vloer achter de brievenbus.
__________