Dit wordt een heel saai stukje. Om te beginnen omdat het helemaal over goede voornemens gaat, en vooral omdat er van de meeste van die voornemens geen flikker terecht komt. Maar goede voornemens horen bij een nieuw jaar – ik bedenk dit ter plaatse want ik heb, voor zover ik me herinner, nog nooit een stukje vol goede voornemens getikt.
Daarover gesproken: het is bedoeling om ook komend jaar driehonderd stukjes te schrijven voor dit weblog. Het afgelopen jaar is dat aardig gelukt, mede omdat ik door bepaalde lezers gewoon bij de les word gehouden.
Het belangrijkste voornemen is geen voornemen maar hoogstens een vrome wens: om zodanig in leven te blijven dat ik op 31 december 2012 een leuk stukje kan tikken waarin ik de onzin aantoon van het doen, nemen, hoe noem je dat, van goede voornemens voor het komende angstjaar 2013. Ik beloof dat ik ook de gruwelijkste medische behandelingen zal ondergaan om te voorkomen dat ik voortijdig sneef – al was het maar om daarmee te voorkomen dat degenen voortijdig het loodje leggen die voor hun economische positie afhankelijk zijn van mijn onbekommerd voortleven.
Ik kan, ook al heel vroom, vermelden dat ik van plan ben wat minder dominant te zijn ten aanzien van mijn stam, ik ben weliswaar de zilverrug, maar de onderhorigen erkennen mij op dat punt slechts zeer ten dele. In het algemeen komt het neer op het volgen van dit voornemen: Oh Lord, help me keep my big mouth shut until I know what I am talking about. Waarbij dient te worden aangetekend dat ik The Lord niet erken, dat ik geen grote mond heb, en dat ik bovendien altijd alles beter weet. Of weet te vinden. Of denk te weten te vinden.
Alle andere voornemens zijn gemakkelijk. Ulysses, reeds sinds 1967 in mijn bezit, uitlezen. Quer pasticcaccio brutto in Via Merulana uitlezen. De Gebroeders Karamazov uitlezen. Bonita Avenue – de veertiende druk is sinds deze week in mijn bezit – lezen in de hoop dat het niet tegenvalt, drie boeken van Roddy Doyle lezen, nog een paar van Amitav Ghosh, een stuk of tien in de wilde weg aangeschafte boeken van moderne Italiaanse literatuur lezen. En een stuk of vijftig al aangeschafte dvd’s draaien.
Maar dat leidt allemaal af van mijn hoofdtaken. Ik noem er één: het ordenen op onderwerp, datum, kwaliteit en zo nog het een en ander van een stuk of dertigduizend door mij gemaakte digitale foto’s.
En ik draai er omheen, natuurlijk: ik moet een veel betere kok voor Italiaanse gerechten worden om mede daarmee mijn sociale omgeving een positiever beeld van mijn slechte karakter te laten krijgen. Meer rode wijn drinken (en minder witte). Een kilo of vijf, zes afvallen. Meer lopen. Venetië bezoeken. Gouda bezoeken. Amalfi bezoeken. Veel vaker die trap van vijfhonderd treden hier in het dorp op en af. Veel meer aandacht besteden aan familie, vrienden, kennissen, oude collega’s – dat is nog een hele zware trouwens, want ik ben een in mijzelf gekeerd somber persoon. Eigenlijk.
Dus: vrolijke springen en dansen zolang vergroeide ruggenwervels dat toelaten. Nog minder in de spiegel naar mijn ouwe kop kijken.
Een Lancia Berlina 2000 aanschaffen. Een digitale Leica. Een penthouse langs de Tiber in Rome. Japan, Argentinië, Nieuw-Zeeland bezoeken. En vanmorgen is daar Brazilië bij gekomen.
En, ik zou het bijna vergeten: eindelijk eens volwassen worden.
__________