Waar je nooit meer iets over hoort, dat is het veer van Enkhuizen naar Stavoren. bestaat het eigenlijk nog? Jawel hoor, zie hier. En toch is die boot onderdeel van een ongehoord archaïsch soort van treinreis, want in wezen is het dat: je wilt per trein van Amsterdam naar Leeuwarden, en dan moet je met die boot.
Nu bedenk ik pas: waarom is er nooit een spoorlijn aangelegd via de Afsluitdijk? Dat zoeken we op. Ooit.
Je reist met de trein van Amsterdam naar Enkhuizen, stapt daar over op de veerboot die recht naar het Noorden vaart, een poosje later in Stavoren aankomt en daar staat dan de hondenkop klaar die je naar Leeuwarden brengt, na uiteraard onderweg bij elke koe een ogenblik nadenkend te hebben stilgestaan.
Althans, zo was dat in 1959. Ik zie op de website (die dus in 1959 niet bestond, natuurlijk) dat ze er tegenwoordig met een kek wit bootje varen. In mijn herinnering was de veerboot in 1959 een taanbruin geschilderde logge praam. Misschien was het wel een stoomschip. Ik moet me verontschuldigen, ik maakte in de drie maanden van 12 oktober 1959 tot 21 december van datzelfde jaar een keer of tien gebruik van deze verbinding, en dat gebeurde uitsluitend in het donker, en één kant op. Dus ik kreeg geen geweldig goed beeld van het schip, ook al omdat je van de trein gebukt, met de jas over je hoofd, naar de boot rende omdat het vaak stormde, regende en/of sneeuwde.
Ik was 21, ik werkte in Leeuwarden en moest onder andere op zaterdag in Amsterdam zijn voor een cursus journalistiek, waar ik van Henri A.A.R. Knap bijvoorbeeld te horen kreeg dat ik toch terecht gekomen was op een plek die ik tot elke prijs had willen vermijden, omdat journalistiek een vorm van boekhouden was. Zelf telde hij, zo gaat het verhaal, dagelijks het aantal in Amsterdam uitgekakte hondendrollen, voor zijn rubriek Dagboekanier in Het Parool.
Ik had een vaag beeld van een carrière die ik wilde, gedachten waaraan oliebronnen in Venezuela te pas kwamen, en ongetwijfeld dacht ik, terwijl ik met nog steeds de jas over het hoofd, aan dek van de praam plaatsnam, dat ik daar nog wel erg ver van verwijderd was, mede omdat ik zelfs geen idee had hoe ik die veerboot op de rede van Caracas zou moeten krijgen. Ik was, kortom, altijd in een tamelijk neerslachtige stemming.
Een stemming die enorm versterkt werd door het feit dat ik al snel ontdekte dat ik alleen al van de gedáchte aan de veerboot ernstig zeeziek werd. Dat was er de oorzaak van dat ik de reis van Enkhuizen naar Stavoren steevast maakte aan de reling op de voorplecht van de veerboot, de blik strak op de horizon gericht, voor zover zichtbaar vanaf het stampende en slingerende schip. Daarmee viel de zeeziekte nog enigszins in toom te houden. Ik had éénmaal gepoogd de reis te volbrengen in de spaarzaam verlichte kajuit met houten banken, maar dat was mij niet goed bekomen, hoewel ik mijn laatste maaltijd nog wel had weten binnen te houden.
Na aankomst in Stavoren wankelde ik naar de trein, en tijdens de reis naar Leeuwarden werd ik alsnog zeeziek doordat mijn evenwichtsorgaan de verraderlijke zeegang van het IJsselmeer nog een tijdje bleef imiteren.
Ik was gewoon een overgehaalde landrot, dat was dan wel weer een waardevolle conclusie, die voor een deel mijn verdere toekomst zou bepalen.
_________