Vandaag is het de elfde van de elfde 2011 en de echte diehards onder de carnavalisten kiezen natuurlijk die datum uit om in het huwelijk te treden, zodat het vandaag een drukte van belang is op het gemeentehuis. Dat hier deftig Raadhuis heet en waarvan het ontwerp een jaar of vijfentwintig geleden in een vlaag van verstandsverbijstering werd opgedragen aan een architect die tevens fungeerde als het achterlijke neefje van een wethouder. Het kind had altijd zo mooi die huisjes met die rooie dakjes getekend met een lachend zonnetje erboven en Zwarte Piet op het dak. Allemaal leuk, tot bleek dat de stenen waren gekocht uit de ramsj van een failliete betonfabriek. Het hoge aantal depressielijders in het dorp is al eens gerelateerd aan de aanblik van het Raadhuis.
Het had niet veel gescheeld of ik was zelf geboren op de elfde van de elfde en dan had ik vermoedelijk ook nog Martino geheten. Maar ik bleef langer uit (en er zelfs bijna in) en dus werd ik genoemd naar mijn vader, die zijn naamdag had op 1 november. Ik vertel jullie dat later nog eens uitgebreid, als jullie daar behoefte aan hebben.
En wat dan nog, dan zou ik op de elfde van de elfde 73 zijn geworden in plaats van een dag later – ik moet altijd even schrikken als ik bedenk dat ik nog maar vijf jaar jonger ben dan mijn vader is geworden. Een mens hoeft niet veel te doen om alles en iedereen in te halen.
Zelfs Wapenstilstandsdag gaat aan onze Nederlandse neus voorbij. Als een van de weinige landen in Europa wist onze fiere handelsnatie zich buiten de Eerste Wereldoorlog te houden die in Frankrijk, Italië en francofoon België nog altijd ‘De Grote Oorlog’ heet. Ik ben wel eens uitgerukt om voor de krant in Wallonië een reportage te vervaardigen over de wijze waarop ze daar op de elfde van de elfde de Grote Oorlog herdenken, welnu, dat kan kort worden samengevat: met een paar ferme pinten Jupiler in de kroeg.
De fotograaf en ik deden daar dapper aan mee, je moet zo mogelijk verbroederen met je onderwerp, participerende journalistiek heette dat vroeger, toen we nog principes hadden. Vanuit het café zagen we het plein in het troosteloze, geheel uit arduin opgetrokken dorp, met daarop het bombastische monument voor de in de zoveelste even zinloze als laatste oorlog gevallen overgrootvaders van het grut hier in het café. De deelnemers van het grut van omstreeks vijftig jaar denken dat ze ongunstig in de krant komen als ze antwoord geven op mijn vragen – hooguit laat een enkeling merken wel eens van La Grande Guerre te hebben vernomen, maar ook niet precies te weten wat dat ook alweer was.
Ze hebben op de elfde van de elfde niet eens een vrije dag, want ze zijn werkloos, of we daar niet wat over konden schrijven?
Maar wij waren gekomen voor een met de ruige borstel geschilderd impressionistisch schilderij vol bloed en tranen en onuitwisbare rancune.
En dat kwam er. Ik zie nog die foto, een dreigend zwerk vooral, het silhouet van het bombastische beeld van de voor niets stervende overgrootvader, de arduinen huizen waar de zorgelijkheid vanaf druipt, en op de andere helft van de broadsheet pagina mijn tragische verhaal.
Ze hebben het gevreten, de lezertjes, zoals het hoort. En daarna gingen ze natuurlijk de carnaval inluiden.
Het was immers de elfde van de elfde.
______