Met dit onderwerp kun je alle kanten op. Ik bedoel: de Kopten. Het woord ‘Kopt’ is een verbastering van het Griekse woord voor Egypte, Aegyptos. Van datzelfde woord komt de naam van een nota bene uit India afkomstige bevolkingsgroep, de zigeuners. Watte? Jazeker, kijk maar eens naar het Engelse woord gypsy. Hier in Zuid-Limburg gebruiken ze nog wel eens het scheldwoord ‘ziguinder’ en als je in het etymologisch woordenboek kijkt dan zie je dat dat een oude vorm is, afgeleid van het Hongaarse cigany. Nou ja, grasduin zelf eens lekker in je taalkundige boeken, dan ben je van de straat. En het stormt en motregent.
De enige keer dat ik Kopten ben tegengekomen was tijdens een bezoek aan de plaats Debre Zeit in Ethiopië. Ik was ingegaan op het aanbod van een taxichauffeur die zich stond te vervelen voor het Hilton Hotel in Addis Abeba; het aanbod luidde: voor dertig Amerikaanse dollars rijd ik je twee dagen rond in de stad en de omgeving. Hij sprak prachtig Italiaans met een sterk Piemontees accent.
In Debre Zeit, een heel eind buiten de hoofdstad, bezochten we een Koptische kerk, een uit golfplaten opgetrokken schuur. Er scharrelden wat priesters rond en ik vroeg aan de chauffeur of hij dacht dat ik foto’s mocht maken. Hij keek bedenkelijk – in die hoek van Afrika denkt iedereen dat je een deel van hun ziel pikt als je een foto maakt – maar ging het toch vragen. Het antwoord was ‘nee’, maar een van de priesters kwam naar ons toe en mompelde iets tegen de chauffeur. ‘Voor een dollar mag u een foto van hem maken,’ zei die.
Ik maakte een foto van de man die buiten aan een lessenaartje voorlas uit een groot boek, ten overstaan van een geboeid publiek van een man of twintig. Hij had er mooi weer bij, een echt azuurblauwe hemel die je alleen op deze breedtegraad en deze hoogte – 2500 meter boven de zeespiegel – te zien kunt krijgen.
Ik vroeg de chauffeur te vertalen wat de priester voorlas. ‘Hij leest niet echt voor,’ zei hij, ‘Want hij kan niet lezen of schrijven. Maar hij kent het bijbelverhaal uit het hoofd.’ Het bijbelverhaal behelsde ditmaal de strijd van Sint Joris tegen de draak. Sint Joris won. De gelovigen keerden aldus gesterkt huiswaarts.
Ik ging met de chauffeur naar een Italiaans restaurant ergens onderweg aan de rand van een gouden korenveld, bij een meer dat, zo verklaarde de chauffeur stellig, geen bodem had. Het restaurant was gevestigd in een vervallen schuur maar het voedsel was voortreffelijk – spaghetti bolognese – en er kwamen veel vrachtwagenchauffeurs eten. Ik dronk er een glaasje witte wijn van het land bij en kon dus ook gesterkt huiswaarts keren.
Zoals jullie weten heb ik niks met godsdienst en dat in Egypte nu de politiek wordt voortgezet met andere middelen, dat verwondert me niks. Godsdienst is in essentie vreemdelingenhaat. Van Kooten en De Bie zongen reeds: ‘Onze god is de beste, hij is wereldkampioen’.
Veel meer valt er niet over te zeggen.
Ik heb intussen andere hobby’s waar ik jullie bij een volgende gelegenheid eens over zal onderhouden.
______