‘Kun je dit nog even aangetekend versturen?’ Eerst even checken hoe lang het postkantoor in de plaatselijke Bruna nog open blijft – het is weliswaar pas vanmiddag om één uur opengegaan, het is maandag – maar om half zes is onverbiddelijk sluitingstijd. Het is tien over vijf.
In vliegende haast naar het winkelcentrum, ik vergeet ook nog de blauwe parkeerschijf in te stellen, en ren de boekhandel in.
Voor het loket of wat daar tegenwoordig voor doorgaat, staan tien mensen. Ik sluit aan en krijg een ouderwets visioen: de postbeambte die om half zes exact en zonder verder iets te zeggen het loket dichtklapt, de groene zonneklep van zijn moede hoofd trekt en naar achteren sloft waar moeder de vrouw wacht met de gebakken piepers.
De postbeambte is sinds jaar en dag een mevrouw, ik moet zeggen: meestal één mevrouw, die, kan ik zien over de stapels agenda’s, de sortering pennen en andere kantoorkundige snuisterijen heen, al een licht rood hoofd krijgt. Want tien mensen in de rij, dat lijkt weinig maar het is als bij de kapper: het ligt er aan wat die mensen komen doen. Voor hetzelfde geld komen die twee louche types die net aan de beurt zijn vijftig auto’s overschrijven. Gelukkig is het er maar één, maar het duurt toch even en het hoofd van de postmevrouw is alweer iets roder geworden.
Dan een bejaarde mevrouw die een heel gesprek met haar begint, ik ken dat, ik klets ook onnodig veel met openbare functionarissen. Een man die een flinke stapel vijftigjes keurig opgeborgen wil zien en diverse mensen die een pakje komen afhalen dat zij, door afwezigheid, niet aan de huisdeur in ontvangst hebben kunnen nemen. Dat is nog een heel gezoek in een chaotische stapel achter de toonbank, want er zijn elke dag véél mensen die iets van de internetwinkel verwachten maar daarvoor niet thuis zijn gebleven.
Ook zijn er twee die pakjes komen inleveren die ze wel in ontvangst hebben genomen maar waarvan de inhoud toch niet aan verwachtingen bleek te voldoen.
Het is inmiddels half zes geweest en de postmevrouw wordt nu lichtpaars. Maar, o wonder, ze kijkt wel zuchtend naar de zeven of acht mensen die er nog staan (na mij zijn er nog een paar binnengekomen) maar ze werkt door.
Ze fluistert iets tegen de verkoopster van Bruna – het komt er op neer: niemand meer binnenlaten.
Ik begin me bijna te schamen dat ook ik een ingewikkelde transactie wil volvoeren: aantekenen, dat betekent pinnen en na enig typewerk bonnetjes printen.
De postmevrouw begint er nu ongezond purper uit te zien.
Maar ik sta even later opgelucht buiten: opdracht uitgevoerd en toch geen parkeerbon opgelopen.
Onderweg naar huis bekruipt mij een gevoel van spijt dat ik niet hebben mogen meemaken dat het gelaat van de postmevrouw weer het normale kleurenpalet aanneemt.
En dat er voor pakjes en overschrijven van auto’s een aparte dienst in het leven geroepen moet worden.
_________