Wat een ellende toch, dat het internet in 1968 gewoon nog niet bestond. En toch gebeurden toen de leukste dingen.
Neem die dag dat zich bij kunstredacteur van het Limburgs Dagblad Urias Nooteboom een delegatie vervoegde bestaande uit een groepje heren met lang haar en uitbundig voorzien van snorren en baarden, hem (en mij) vagelijk bekend uit het Heerlense stadsbeeld. Ze bezochten weliswaar niet dezelfde kroeg als wij, café Bijsmans, maar we hadden wel contact, al was het alleen al omdat er nieuws in hen zat.
Ze waren namelijk allemaal student aan de Hogeschool voor Theologie en Pastoraat of hadden daar op de een of andere manier iets mee te maken – destijds was alles erg vaag en het is er niet veel duidelijker op geworden, sindsdien. De HTP was, zacht gezegd, in roomsche kring omstreden. En met haar hare studenten en, o godverdomme, studentes.
De heren – Jon Erkens, Martin Janssen, Paul van der Velden en nog een paar anderen wier namen ik vergeten ben – hadden een lumineus idee: ze wilden een vaste rubriek in de krant een aangezien we toen ook al wanhopig op zoek waren naar een formule voor een jongerenrubriek, hadden Urias en ik daar wel oren naar. Het grote probleem was dat veel jongeren de krant toen al als iets heel oubolligs ondervonden, en dat je dus met een fikse klapper moest komen, wilde je dat beeld doorbreken.
De vaste rubriek was die klapper, al hadden we de knal graag iets minder hard willen hebben. De rubriek heette Ook goedemorgen (meestal Ogomog genoemd) en hij bestond uit opruiende cartoons en al even opruiende artikeltjes. Een deel van de collega’s op de krant, en vermoedelijk ook van de abonnees, riep op zaterdag geregeld tut tut ho ho aangaande de inhoud. Die er niet om loog, inderdaad, gezien het feit dat in het brave, net niet meer helemaal conservatief katholieke Limburgs Dagblad ineens een koekoeksei op marxistisch-leninistische grondslag was opgedoken.
De auteurs, zo ontdekte de hoofdredactie tot haar lichte schrik, woonden zelfs bijna allemaal in dezelfde commune, twee straten verwijderd van het Heerlense hoofdkantoor van de krant, en zo vaak als ze konden waren ze ook anarchisten. Ze hadden trouwens ook vrouwen en kinderen.
Let wel, dit diep ik allemaal op uit mijn warrige hoofd, voor van de werkelijkheid afwijkende feiten verwijs ik naar mijn huisarts.
Maar het is allemaal afgesloten geschiedenis, al heel lang. Jon Erkens is dood, Martin Janssen was even chef van een editie van het LD (het gerucht ging dat hij aldaar eigenlijk een communistische cel was) en dezer dagen overleed Paul van der Velden. Gisteren is hij gecremeerd.
Hij was een lange slungel met een enorme baard – laatstelijk natuurlijk flink grijs – en blijkens de overlijdensadvertenties in de krant en de opkomst bij zijn crematie had hij intussen geheel andere vrienden, waarvan ik een flink aantal kon identificeren als devote bezoekers van diverse etablissementen van drankmisbruik.
In de krant was hij al een stadsnomade genoemd – waarbij er even vanuit werd gegaan dat Heerlen een stad is, en een nomade best in een gewoon huis kan wonen. Tijdens de crematie werd hij lyrisch en uitvoerig bewierookt, als was hij een moderne succesroman.
Gezongen werd er ook, door een kundig trio dat enige liederen van The Rolling Stones ten gehore bracht, ook al iets dat ik me herinnerde uit 1968. Sympathy for the Devil was er bij.
Ik stelde vast dat 1968 inmiddels wel héél, héél lang geleden was. Ik zag nauwelijks nog lang haar en baarden. Of spijkerjekkies. Jawel, een verre echo: het artistiek vormgegeven bidprentje vermeldt dat Paul wasknijpers verzamelde. Hij was ook cultuurbeest, maar dit terzijde.
En het knaagt aan mij dat er op internet niets over te vinden is. Ja, van Paul staat een lemma in een literatuurvleugel van Wikipedia, met daarbij het logo van de Openbare Bibliotheek van Heerlen. Dat lemma toont een foto (hierbij), zijn geboorteplaats en geboortejaar.
Hij is dus schrijver geworden. Nooit iets van hem gelezen. Nergens iets te vinden dat hij geschreven heeft. Ook al niet.
_______