Maar ik heb ook nog de gft-bak. Ik ben er zo eentje die consciëntieus elk blaadje naar die bak draagt, en dat klinkt simpel maar er geen heel wat uren heen met het een voor een naar de bak dragen van elk blaadje, samen een kuub of drie goed aangestapt materiaal uit tuin en keuken, dit jaar trouwens ontdekt door ongeveer drie miljoen fruitvliegjes die bij elke keer dat ik de bak open, recht in mijn gezicht vliegen. Een klein ongemakje voor het goede doel.
Eens in de veertien dagen gaat de bak onder de treurberk van Erwin, en een tijdje later komt de automatische vuilophaler, hysterisch piepend achteruit de straat inrijden. Hij stelt zich op naast de rij bakken, steekt zijn grijparm uit, pakt de bak stevig vast, omhoog ermee, tussen het gebladerte van de berk, hup, omkiepen, een beetje schudden en de inhoud valt in de vergaarbak van het gele gevaarte. Het contact tussen vuilnis en vuilnisman is tegenwoordig nihil. Een culturele verarming.
Een enkele keer, zoals gisteren, is de bak na vertrek van het gele gevaarte maar half leeg. De mevrouw van de klachtenlijn legt het geduldig uit: als de inhoud van de bak te licht is, dan wil het wel eens gebeuren dat de helft er niet uit valt. terwijl ik haar uitleg dat dat geen fout is van mij, maar van de automatische leger, bedenk ik de oplossing: alvorens ook maar iets in de bak te gooien, moet ik voortaan een betonnen tegel onderin leggen. Aangezien dat in strijd is met de door mij van harte onderschreven beginselen van het gescheiden ophalen van afval, moet dit idee nog eens van alle kanten bezien worden.
Zit ik intussen met die halfvolle bak. Ik weet dat er een ‘reparatieronde’ bestaat en doe daar een beroep op. Dat kan, zegt de mevrouw, maar daar rekenen we wel het normale tarief voor. Daar komt de calculerende burger in mij om de hoek kijken. Ik héb al betaald, maar jullie hebben je werk niet goed gedaan. Mevrouw slaakt een vermoeide zucht, hoe vaak per dag moet ze dit niet aanhoren? Daar kan ik niks aan doen, zegt ze – ik zeg nog net niet: oh, mevrouw beroept zich op ‘Befehl ist Befehl’, want ik wil ook weer niet de GeenStijlreaguurder uithangen en maak, ook al zuchtend, een afspraak: maandag komen ze speciaal langs om mijn bak alsnog te legen. ‘Maakt u de inhoud dan wel los?’ ‘Ja mevrouw.’
Troostend spreekt zij: ‘Maar u mag er wel weer wat bij doen zodat hij vol is, dat compenseert toch weer een beetje?’
Iemand aan de helpdesk die uit zichzelf meedenkt. Dat zou ik toch maar gemist hebben als de bak wèl fatsoenlijk geleegd was.
______