Zucht. De boerka’s. Of zoals bepaalde aanhangers van het ‘gedachte’goed van Geert Wilders het zeggen: de boerenkaas.
In Nederland mag je niet gemaskerd op straat lopen. Maar dat weten de haters van boerenkaas natuurlijk niet en daarom wilden ze het nog een keer verbieden: er moest en zou een verbod komen op losjes op de islam georiënteerde kleding.
Ik las dezer dagen ergens een goeie: die vrouwen worden door mannen gedwongen de boerka te dragen en nu worden ze door andere mannen gedwongen daar een fikse boete voor te betalen.
Vanavond begreep ik dat van de maximaal vierhonderd vrouwen in Nederland die een boerka dragen in het openbaar, negentig procent bestaat uit autochtone Nederlandsen.
Ik wil verder niet zeuren hoor, maar voor mij horen die tiepetjes tot de categorie die hun kinderen dwingen alles rauw te eten, om zeven uur naar bed te gaan en op vierjarige leeftijd reeds voldoende volwassen te zijn om zelf al of niet beleefd te zijn op straat. En verder trots zijn op het zelf vastgesteld IQ van 200 van het grut, waardoor het op negenjarige leeftijd reeds aan zijn doctoraalscriptie kan beginnen, daarnaast ADHD heeft, een vaste relatie met een psychiater en een klinkende voetbalcarrière in het verschiet.
Maar ik dwaal af.
Ik hoorde minister Donner, die maar net de negentiende eeuw achter zich heeft, het boerkaverbod verdedigen met de opmerking dat het gewaad een overschrijding van de Nederlandse normen en waarden betreft.
Zouden wij de minister mogen vragen hoe de in deze opmerking vervatte materie zich verhoudt tot de honderdduizenden Nederlanders die zich qua lichaamsgewicht conformeren aan een vreemde natie als de Verenigde Staten van Amerika, en qua tatoeages aan nog vreemdere mogendheden als Vanuatu, Nieuw-Zeeland en nog andere tegenvoeters? En hoe normloos dat pak is dat hij draagt? En dat zestiende-eeuwse Nederlands dat hij spreekt?
Ik vind een boerka ook gek, dit even voor de duidelijkheid, maar het is niettemin, zoals hierboven vastgesteld, gewoon een uiting van mensen die van gekkigheid niet weten wat ze verder nog moeten. Net als de tatoeages en het hang- en sluitwerk in het gezicht en andere edele lichaamsdelen waarmee half Nederland de oerhollandse wormen en naarden aan d’n motorlaars lapt – intussen allemaal wel veel lelijker en veel te veelvuldig te zien in de openbare ruimte en op de kathodestraalbuis dan die zwarte lappen.
En verder wil ik er, wellicht ten overvloede, nog eens op wijzen dat het in Nederland sinds jaar en dag verboden is gemaskerd op straat te lopen.
______