‘Goedemiddag. Ik heb een reservering.’
‘Mag ik die zien?’
‘Nee, want die heb ik niet bij me. Had u ook niet gevraagd.’
‘Moet u luisteren meneer, ik krijg allerlei reserveringen waarvan de lui niet komen opdagen en anderen die zeggen dat ze gereserveerd hebben wat dan niet waar blijkt. En de camping is trouwens vol.’
‘Dat is lekker. En nu? Ik heb bijna vier maanden geleden gereserveerd.’
‘En hebt u toen een voorschot betaald?’
‘Nee, is me ook niet gevraagd.’
‘Zie je nou wel. Ik weet niet wat of wie u gereserveerd hebt, maar niet bij ons. Wij vragen altijd een voorschot. Soms maken we een uitzondering voor vaste klanten.’
‘Me dunkt dat ik een vaste klant ben. Ik ben sinds 1993 zeker tienmaal hier geweest. Ik heb twee weken geleden nog gevraagd of de reservering nog stond en heb daarop een mailtje gekregen met als antwoord ‘reservering OK.’
‘Van wie?’
Ja, van jullie natuurlijk.’
‘Kan ik me niet voorstellen.’
‘’Als ik even op internet naar mijn mail-account kan, dan kan ik alsnog die reservering te voorschijn halen.’
‘Eh, wat is uw mailadres?’
Ik schrijf het adres op. Hij loopt naar een mapje en vist er mijn reservering uit.
‘O ik zie het al, u wilde bij de toiletten op dezelfde plaats als vorig jaar. Ook zoiets. Er komen hier per jaar vijfentwintigduizend mensen, denkt u dat wij weten wie waar gestaan heeft?’
‘Het lijkt me dat u daar een administratie van heeft.’
‘O, nu hebt u ook al bezwaar tegen mijn administratie.’
Ik bewaar mijn kalmte en wacht.
‘Kijk, daar is Pietro. Heb jij een plaats voor Sante Brun?’
Pietro kijkt op zijn klembord, leest een rij Nederlandse namen voor. ‘Eh nee, hoe? Sante Brun? Ah ja, bij de toiletten. Heb ik.’
Hij maakt aanstalten omhoog te lopen, ik meen me te herinneren dat daar een zeer steile helling is en hele nauwe plaatsen.
‘Niet daar.’
Pietro werpt de armen in de lucht en loopt weg. De baas zegt: ‘Gaat u maar even daar zitten, er staan mensen te wachten.’
Peitro komt terug, Ik zeg dat ik die plaats ‘daarboven’ wel wil zien. Het blijkt een keurige, ruime plek, nauwelijks omhoog.. Maar op de wandeling erheen krijg ik een lesje van Pietro. ‘Wij zijn hier niet uitsluitend ten dienste van meneer Sante Brun,’ steekt hij van wal, de rest bespaar ik jullie.
Ik zet de camper neer, loop naar de receptie om in te schrijven – de baas kijkt naar me of ik een vies beest ben. ‘Ik heb nu even geen zin in u,’ zegt hij. ‘U bent een niet gemakkelijk tevreden te stellen persoon.’
Hij had me natuurlijk beter bij aankomst al mijn naam en mailadres kunnen vragen.
.’