Het is natuurlijk niet per se noodzakelijk om werkelijk al je zielenroerselen ten beste te geven, ook niet als je je verplicht hebt min of meer dagelijks er blijk van te geven dat je een mens bent met alle gevolgen van dien. Maar het mag natuurlijk wel.
Nu weten de trouwe lezers en lezeressen dezes wel waar het heen gaat en op uitdraait, maar wacht toch even met het trekken van te snelle conclusies.
In Nederland is het, ik heb dit reeds vaker betoogd, de gewoonte, wanneer de buitentemperatuur boven twaalf graden Celsius stijgt, aanstalten te maken zich te ontdoen van kledingstukken. Boven de twintig graden gaat de barbecue aan, boven de vijfentwintig graden worden alle mores en goede gewoontes op het gebied van de noodzakelijke ingetogenheid overboord gegooid, samen met vrijwel alle kleding. Dit is, ik vertel niets nieuws, geen fraai gezicht. Vaak. Soms ook wel, dat moet ik toegeven, ik heb ogen in het hoofd en ben van het mannelijk geslacht – de geest is gewillig en het vlees is gelukkig zwak, zegt de bijbel, meen ik. Of omgekeerd.
Ik zit momenteel in Levanto, een suf badplaatsje aan het verkeerde einde van de Italiaanse Rivièra, waar het, op het moment dat ik dit schrijf, al een week of vier dagelijks meer dan dertig graden is. En ’s nachts niet onder de twintig.
Ik zal het maar kort samenvatten: je kijkt je de ogen uit wanneer je nog iemand ziet die normaal gekleed gaat, mevrouw in een knielange japon of sportief in een goedgesneden spijkerbroek, de man in een keurige pantalon en een goed passend overhemd. Dat geldt, ik zeg het er maar bij, voor iedereen in Levanto, inboorling of gast. Het maakt niet of men zich op het strand bevindt, op een terras met een spritz voor de neus, in de trein, de bus, de veertiende-eeuwse kerk en de supermarkt, men heeft vrijwel niets aan en dat geldt voor de vrouwen nog aanzienlijk sterker dan voor de mannen. Die laatsten kunnen kort worden afgedaan met de opmerking: sodemieter op man, je houdt die tatoeages, al dat haar, je bierpens en die rare kuiten maar keurig bedekt, ben jij belazerd.
Met de vrouwen is het andere koek. Natuurlijk, vrouwen van rond de negentig (vrijwel altijd Italiaansen) zouden verstandiger moeten zijn. Maar voor de rest: ik heb nog nooit van mijn leven in een week tijd zo veel gezond en smakelijk toebereid vrouwenvlees bij elkaar gezien. Even voor de duidelijkheid: ik bedoel hiermee ook bepaalde delen boven de gordel, maar eigenlijk vooral de benen. Ze zijn dezer dagen vanaf de taille tot en met de voeten geheel onbedekt te aanschouwen en er zijn, zouden ze bij Jiskefet zeggen, hele leuke bij, goed gebruind, zorgvuldig geschoren en in de was gezet, een lust voor het oog.
Natuurlijk zijn er de spataderen, blauwe plekken, onverklaarbare bulten, stok-, o- en x-benen. Maar het meest kijk je toch de ogen uit op wat we thuis heel eenvoudig ‘dikke beentjes’ plegen te noemen. Oorspronkelijk werden daarmee alleen dikke babybenen aangeduid (die met die kneepjes erin), maar nu geldt het predicaat ook voor meestal redelijk jonge vrouwen en meisjes, tussen 15 en 20, zal ik maar zeggen, die er vrijwel normaal geproportioneerd bij lopen, maar die voorzien zijn van die oergezonde maar flink mollige onderdanen om, zoals Lou Bandy voor d’n oorlog reeds zong, zo in te bijten.
Begrijp me goed, ik doe dat niet, dat bijten, ik zeg het alleen opdat er bij jullie geen misverstand blijft bestaan over wat zich hier, in dit Italiaanse backwater, zoal afspeelt.
________