De wereld is heel klein geworden, nu elke beweging een golf aan transpiratie teweeg brengt. In de zon kun je je na half tien ’s morgens beter niet meer vertonen, hoewel je ook hier mensen hebt die van negen tot vijf roerloos op het strand liggen.
Dus ben je, langer dan eigenlijk de bedoeling was, dagelijks vaak op de camping.
De scholen zijn weer begonnen en dus is het de tijd om met het kleine grut naar warme landen te vertrekken.
Dat is hier ook te merken.
Gisteren nog stond er zo’n leuk oud VW-busje naast onze camper, waarin een Italiaans echtpaar met een dikke baby. En een zusje op komst. De baby wil of kan niet slapen en jengelt dus de hele dag.Van ’s nachts weet ik niks, want ik slaap prima, ik ben dan ook geen baby meer.
Je merkt verder niks maar halverwege de middag begint de man opeens zijn camper te onttakelen. Met een behoorlijk lang gezicht. De echtgenote loopt met het kinderwagentje heen en weer, ze heeft een behuild gezicht. ‘Slaapt-ie niet?´ stel ik een zeer overbodige vraag – ook al omdat de dikzak op dat moment spontaan in slaap valt. ‘Het is te warm,’ zegt ze. ‘We gaan maar naar huis.’ Huis is in Milaan, twee uurtjes hier vandaan.
Enkele uren langer blijken ze vervangen door een tentje waarin een uit de kluiten gewassen Duits paar, zeer jong nog, met twee kleine kinderen zijn intrek heeft genomen. Iedere keer als de man de tent verlaat roept een van de kinderen met lange uithalen ‘paapaaa, paapaaa! En huilmelodieën er tussen. Gelukkig is papa de hele nacht in de tent, zodat de verlatingsangst onder controle blijft.
Na het ochtendlijk strandbezoek blijkt de tent alweer weg en wordt even later vervangen door een Mercedesbusje met hefdak uit Neurenberg, met opnieuw een echtpaar, voorzien van twee meisjes van ik schat twee en één jaar. Het jengelt weinig maar deze worden kennelijk vrij opgevoed, zodat ik mijn brillenkoker nog net kan redden maar mijn vliegenmepper niet. Die wordt pas later terugbezorgd. Het oudste kind komt ook nog even aan mijn sla voelen.
Je kunt het ook zo zien: tegen lunchtijd verspreiden de heerlijkste etensgeuren zich over de camping. Pasta al ragù, ruik ik, geroosterde vis, gemengde geroosterde groente. Zoiets ruik je nou nooit op campings buiten Italië.
Verder komt buurman Astor Piazzolla – hij lijkt sprekend op de betreurde bandeonist – ons vragen waar in Nederland we precies domicilie hebben gekozen. Hij is de eerste Italiaans in twintig jaar die nog nooit van Maastricht heeft gehoord. Wel kent hij Teteringen. ‘Bent u daar ooit geweest dan? ‘Nee,’ zegt hij verbaasd, of ik een hele domme vraag stel. ‘Ik ook niet’, zeg ik naar waarheid.
Een mevrouw uit Milaan komt me vertellen dat ze op onze camper de sticker van Bergen aan Zee heeft gezien, daar is ze geweest. Ook in Alkmaar trouwens. ‘En in Amsterdam?’ vraag ik.
‘Ja, natuurlijk.’
_____