Paul Haimon, schrijver, dichter, schilder en amateur-architect in het diepste Zuiden van Limburg, maakte rond 1970 deel uit van de cultuurredactie van het Limburgs Dagblad. Paul schreef voor de krant vooral recensies van beeldende kunst. Een serie interviews met Limburgse schilders verscheen ook in boekvorm en is tweedehands zelfs nog bij bol.com verkrijgbaar.
Als ik aan Paul denk, herinner ik me meteen dit: hij kwam ooit terug van een interview met een kunstschilder die in zijn atelier een plant had staan. Paul vroeg aan mij: ken jij een plant die de Dief van Bachia heet? Ik schoot in de lach: hij had de naam verkeerd verstaan, het ging om de (sindsdien helemaal uit de mode geraakte) Dieffenbachia.
Paul Haimon was het pseudoniem van Willy Laugs, maar de meeste mensen wisten niet beter of het was zijn echte naam. Het woord Haimon gaat terug op de Haimonskinderen, beter bekend als de Heemskinderen. Destijds namen studenten op Rolduc met dichtersneigingen al een pseudoniem aan. Haimons geschriften hadden die plechtige, bijna negentiende-eeuwse toon die hoorde bij eerbied voor de klassieken.
Op internet is zeer weinig te vinden over Paul, en toch was hij een bijzondere figuur die in 1989 nog de Matthias Kemp Prijs kreeg. Hij was in 1913 geboren en geruchten deden destijds de ronde dat Haimon niet ongecharmeerd is geweest van het sterk met de roomsche kerk in Limburg verbonden politieke denken van ultrarechts.
Hoe dan ook, Paul was de op één na stilste collega op de redactie (Leo Herberghs was nog veel stiller.) Hij kleedde zich ouderwets, soms met een grote strik om de hals, die goed paste bij de peper-en-zoutkuif die hij op het hoofd droeg. Hij woonde met echtgenote, zonen en dochter in een eigenhandig gerenoveerde carréboerderij in Mheer, waar destijds (en ik meen nóg) een echte graaf de baas was. In de boerderij had Paul zich uitgeleefd in artistieke vloeren en wanden waar grote en kleine Maaskeien in verwerkt waren. In dezelfde straat had prinses Margriet een zomerhuis en honderd meter daar achter begon de Vlaamse Voerstreek.
Enkele malen stelde Paul zijn woning ter beschikking voor een redactiefeest, dat destijds placht te culmineren in woest drankgebruik en aan elkaars vrouwen zitten. Paul en zijn vrouw resideerden te midden van dat alles en keken het glimlachend aan. We waren allemaal bloemenkinderen, destijds.
Eigenlijk heb ik verder weinig herinnering aan deze bij leven in Limburg tamelijk beroemde schrijver en dichter. Alles voorbij en vergeten. In het Letterkundig woordenboek van Noord en Zuid staat zijn pseudoniem zelfs fout gespeld, als Haiman. Hij zat tegenover me en tikte zijn stukjes. Hij wantrouwde me misschien een beetje: ik was een Hollander.
Zijn begrafenis op een dag vol kou en sneeuw en somberheid in het dorpje Mheer had moeiteloos kunnen dienen als onderdeel van een door regisseur Guido Pieters te realiseren Limburgse Heimatfilm.
________