Bij de groep oudere heren, over wie ik veertig jaar geleden de scepter zwaaide – als uitsluitend ceremonieel staatshoofd – was ook Wim Vlijminckx, de enige collega die nog tijdens mijn bewind overleed.
Oudere heren, zeg ik, maar Vlijminckx was in 1970 ongeveer 55, net als Robert Franquinet. Leo Herberghs was 46 en Paul Haimon was de nestor, 57. Ik was zelf 31, dat verklaart misschien veel.
Wim Vlijminckx was economieredacteur, en hoorde eigenlijk niet tot de cultuurredactie, maar hij voelde zich blijkbaar niet thuis tussen het grut van de nieuwsdienst en was dus bij ons neergestreken, waarvoor hij niemand toestemming had gevraagd. Een eigengereide man, een oude nurks die een gloeiende hekel had aan de vakbonden. Wij tutoyeerden elkaar – dat was toen helemaal niet zo logisch – maar als ik melding maakte van het feit dat ik fervent vakbondslid was, rechtte hij de rug, keek me strak aan en sprak me aan met ‘u’ en met ‘meneer’.
Wim Vlijminckx was overigens de Urheber van de aprilgrap die het Eindhovens Dagblad publiceerde in 1947, over een ‘atoomwolk’ die Eindhoven bedreigde. De grap kostte het ED veel abonnees, maar vestigde wel Vlijminckx’ reputatie als grapjas – waar wij in Heerlen nooit veel van merkten.
Vlijminckx gold als een expert op het gebied van de sluiting van de mijnindustrie en de daarbij voorgenomen ‘herstructurering’ van de mijnstreken in Limburg. Hij ontpopte zich als een onvermoeibaar verzamelaar van archiefmateriaal, dat hij echter niet archiveerde. Op de redactie groeide het aantal in bruin papier verpakte knipsels en dergelijke, die lagen in archiefkasten die op zijn bevel werden aangeschaft. Het materiaal verschafte het redactielokaal de vereiste muffe archiefgeur van een echte krantenredactie.
Na zijn overlijden bleek dat de massa papier slechts het topje van de ijsberg was. Ik sprak zijn weduwe, die zich erover beklaagde dat Wim een groot deel van de bovenverdieping van hun huis had volgestapeld met van diezelfde pakken knipsels, zij vreesde dat de massa de structuur van het huis had aangetast.
Dat bleek inderdaad waar, toen al die pakken papier, uit zijn huis en van de redactie, waren geaccepteerd door het Sociaal Historisch Centrum In Maastricht. Daarna hebben we er nooit meer iets van vernomen, het zou me niet verbazen als de medewerkers van het Centrum het als onsorteerbaar met het oud papier hadden meegegeven.
Wim was, zoals gezegd, een eigengereide man, hij wilde per se gecremeerd worden. Vanuit Zuid-Limburg stond het dichtstbijzijnde crematorium in Dieren in de Achterhoek. Met een paar collega’s reed ik daarheen; alleen een broer van Wim en diens dochter waren bij de crematie aanwezig. De broer was ook al een humorist. Die liep na de plechtigheid snel naar buiten onder het uitroepen van: ‘Snel, dan kun je hem voor de tweede keer de pijp uit zien gaan.’
Wims as zou worden uitgestrooid in de boomgaard achter het crematorium. ‘Zúkke appels, meneer,’ zei de crematorist.
En hield de handen een halve meter uit elkaar.
_______