Dit nadert het ideaal van de jazzliefhebber. Je denkt natuurlijk: ideaal is een rokerige bar, Jack Daniels (straight, no chaser). Maar wat dacht je van een mergelgrot in Valkenburg (hier), goede Chileense rode wijn, een uitstekende jonge jazzpianist van vooroorlogse kwaliteit en een publiek(je) van vijftien man? In de pauze rustig keuvelen met de pianist, dat kan onder die omstandigheden. Een pauze met veel names dropping – Erroll Garner, Thelonious Monk, Oscar Peterson, Horace Silver, Herbie Hancock, Keith Jarrett, en dan vooral Glenn Corneille. De pianist, Ruud Jacobs – nee, geen familie – (hier) won onlangs de naar dat alom betreurde genie genoemde prijs. Rob Agerbeek vergat ik nog te vermelden, hij was in Den Haag ooit mijn buurman. Ik ben er een beetje aan verslaafd: man of vrouw achter de piano en maar pingelen.
En de vraag: hoe is het toch mogelijk dat een zeer jonge man als Jacobs zo volkomen vanaf de eerste aanslag speelt zoals de jazzliefhebber het graag hoort, het dagen achtereen wil horen, het zijn hele leven zou willen horen, sierlijke guirlandes, lyrische lijnen of hoe dat heet in de muziek. Dit is zo’n ongelooflijk eigenstandige muziekstijl, die helemaal leunt op het vakmanschap en de creativiteit van de pianist, ik vind het prachtig, in één woord. Ik heb maar één zorg: de pianist is een bergbeklimmer die op de top moet aankomen zonder een paar keer terug te moeten of opnieuw te beginnen – hoe krijg je dat voor elkaar?
Een muziekstijl waarin je ook heel origineel kunt zijn. Bijvoorbeeld met een verrassend openingsnummer dat onmiddellijk aan een gnossienne van Eric Satie doet denken. Een samba die, toe maar, Samba aleatoria heet. En zo een hele reeks nummers, de avond vliegt om, ineens zijn de drie jongedames die voor me zitten in witte fleece dekens gehuld, het is de nacht van 30 juni op 1 juli, dan is het nu eenmaal ijskoud. (In Argentinië, maar helaas ook in Valkenburg.)
Jammer dat zowel de basgitarist Ozan Bozdag en drummer Michel Otten niet helemaal stormvast waren, maar Ruud Jacobs hield zich daarbij moeiteloos staande, als het ware het tweetal door de stukken heencoachend.
De directeur van het Openlucht Theater Valkenburg, Jos Frusch zei het al aan het begin: ‘de mensen komen niet als je jazz programmeert.’ Nee, en dat is natuurlijk heel jammer – het publiek dat weg blijft bij jazz zou eens met eigen oren moeten horen dat er nog wat anders, beters, beschaafders, artistiekers, muzikalers bestaat in Limburg dan keiharde rock en bloasmeziek.
________