Het plan was om eens een doorwrochte ode aan de regen te brengen. Maar dat kan waarschijnlijk over een poosje ook nog, terwijl aanschaf en gebruik van een barbecue op dit moment natuurlijk veel urgenter zijn.
Voor jullie dan, want ik ben ermee gestopt. Dat kopen. Ik ben er echt helemaal klaar mee.
Ik heb de afgelopen vijftig jaar een stuk of tweeëntwintig barbecues gekocht, van een eenvoudige hibachi tot een grote houten kast met twee gietijzeren roosters – het is nog altijd de beste die ik heb gehad, al heeft hij het grote nadeel dat je wel een halve zak houtskool verbrandt om één zeebaars onherroepelijk te ruïneren – voor niets gestorven, zoals zo veel voedsel, natuurlijk. Het ding is meer iets voor de buurtbarbecue, en voor grote stukken vlees.
Ik kan kort zijn: houtskool moet je hebben, de echte primitieve macho diep in mij wil eigenlijk die houtskool ook zelf maken. Een elektrische barbecue is wel erg meiderig en bovendien wordt die niet warm; en gas is in de meeste gevallen handig, conveniënt en gemakkelijk te bedienen. Maar wel erg zakelijk.
Ik gebruik dus een mix van houtskool en gas, nee, niet door elkaar maar naast elkaar. De houtskool barbecue is van Australisch fabrikaat, meen ik – hij heet zoiets als Outdoor of zo, en dat doet mij dan denken aan Outback, een langzamerhand falend brein is een poor man’s gold mine. Mits goed bediend kun je deze bbq starten en een kwartier later een vuurtje hebben waarop gegrild kan worden, waarna de bbq vier of vijf uur lang zonder bijvullen of andere trucs en met minimale rookontwikkeling voldoende hitte blijft produceren voor een halve koelvitrine vlees, vis en groente. Nooit briketten (zit lijm in) en geen aanmaakblokjes (tenzij je gehecht bent aan de echte barbecue-petroleumsmaak en -stank.)
Kortom, ik heb al een barbecue. Hoewel ik eigenlijk toch ook nog wel zo’n kek kofferbarbecuetje van Boretti wil. En ik wil de volgende keer een nieuwe keuken waar een houtskoolgrill in zit – al begrijp ik intussen dat intensief gebruik ervan een wekelijks bezoek van de schoorsteenveger noodzakelijk maakt.
Het allerprimitiefste heb ik al meegemaakt: een stel stenen opstellen in een rechthoek, houtskool ertussen, roostertje er op en grillen maar. Ik deed dat in een beschermd natuurgebied in Calabrië waar prachtige sparren dicht opeen stonden. Ik vroeg de campingbaas voor de zekerheid of hij het goed vond wat ik van plan was en hij zei: als je het bos maar niet in brand steekt. Voor de zekerheid zette ik een emmertje water gereed.
En, zullen de gasten van afgelopen vrijdag roepen, die sardientjes lagen toch op een elektrische grill? Jahaa, dat is dus een elektrische grillplaat, dat is heel wat anders, dat is dus Japans. Eigenlijk wil ik ook zo’n tafel van roestvrij staal, en misschien ook wel die enorme messen waarmee ik handig goochel, stel ik me voor, tot vermaak van de gasten, terwijl de yakigerechten hun verrukkelijke smaak verkrijgen op de gloeiende plaat.
Ach, ik wil zo veel meer.
Ik wil bijvoorbeeld ook president van Italië worden, omdat ze die op hoogtijdagen rondrijden in die schitterende Lancia Flaminia cabriolet. Dat is nog eens wat anders dan die suffe gouden koets.
En zo nog het een en ander. Bijvoorbeeld dat het komende nacht weer een beetje doorregent.
______