Destijds, een kleine twintig jaar geleden, heb ik me daarover wel verwonderd, dat bij een serieuze opleiding voor hoger beroepsonderwijs het er zo op zijn boerenfluitjes aan toeging. Ik was er parttime docent journalistieke vaardigheid aan een postdoctorale avondopleiding van een hbo-instelling en ik werd meteen al geconfronteerd met een vreemde omstandigheid, namelijk dat die ene opleiding zowel tot een baan in de journalistiek als tot een baan in de voorlichting kon leiden – na het eerste jaar was er wel een splitsing, maar toch.
De mensen die zich inschreven voor die opleiding hadden heel wat op zich genomen: ze hadden allemaal een complete hbo- dan wel universitaire opleiding achter de rug maar moesten toch de volledige vierjarige hbo-opleiding volgen. Ik was toen en ben nog steeds van mening dat een hbo- of wo-opleiding onontbeerlijk is voor een journalist, maar dat de vakmatige kant van de journalistiek daarna gemakkelijk binnen een jaar geleerd kan worden, voornamelijk door te werken op de redactie van een krant of tijdschrift (en uiteraard bij andere media.) Feitelijk komt het er op neer: je moet een nieuwsneus hebben – die is aangeboren of niet – en je moet vlot en helder kunnen formuleren. Wat die afgestudeerden vooral áfgeleerd moest worden was de rare omslachtige manier van formuleren die zij zich hadden aangeleerd tijdens hun studie.
Voor en na het docentschap werkte ik ook geregeld als gecommitteerde – als rijksgecommitteerde tot die werd afgeschaft en de school zelf gecommitteerden aanstelde. Eigenlijk gebeurden daar nog raardere dingen. Een centraal punt was: je kon veel kritiek hebben op de examens en op de daarbij ingeleverde werkstukken van de studenten, maar één ding stond als een paal boven water: minstens de helft moest slagen en als het kon moest uiteindelijk – na herhaalde examens – iedereen met een diploma naar huis gaan, want dat was het fundament onder het bestaan van de instelling: geen diploma’s, geen financiering voor de school.
En dus verliepen de examens vaak op een bizarre manier. Ik noem een willekeurig voorbeeld. Een jongedame die een artikel inleverde dat ze had geschreven voor een wellnessblad en zich kritiekloos had laten inpakken door een ‘resort’ waar je – ik verzin dit niet – heilzame gevolgen mocht verwachten van het baden in uitgeperste druiven, had, als ik niet had ingegrepen, daarvoor een diploma verworven waarmee zij bij voorbeeld geslepen politici aan een kritisch interview zou kunnen onderwerpen. Ik had trouwens de indruk dat jongedames hoe dan ook een streepje voor hadden bij de examinatoren en menigmaal heb ik me daar impopulair gemaakt – ik had natuurlijk ook makkelijk praten: nadat de studente in tranen was afgedropen kon ik weer naar huis, maar de examinatoren moesten verder met de desbetreffende student.
En houd me ten goede: ook jongens konden er wat van bakken – en ik kon natuurlijk niet op alle slakken zout leggen. Ik kreeg voor mijn standpunt vaak in privébrieven lof van docenten, maar in de praktijk konden ze er weinig mee. De tent moest draaien.
Gelukkig leer je de journalistiek uiteindelijk in de praktijk, als je er talent voor hebt. Misschien geldt dat voor veel meer vakken.
__________