Het had iets weg van die film van Luis Buñuel, El Angel Exterminador, waarin de gasten van een feest niet meer weg kunnen. De deur lijkt open, maar iets houdt hen tegen. Maar het was gewoon Emergency Room Revisited, oftewel een hernieuwd bezoek aan de Acute Opname van het naburige ziekenhuis. De eigen huisarts zou snel hebben gezien dat het gesignaleerde probleem – verdenking van een trombosebeen – niet bestond maar de jeugdige vervangster nam het zekere voor het onzekere en stuurde ons naar de Eerste Hulp, voor bloedonderzoek en echografie. Wat het wèl was, met dat been, dat wisten de gezamenlijke geneeskundige troepen ook niet, maar géén trombosebeen. Dus om ons niet met lege handen naar huis te sturen, kregen we een steunkous. Een damesbeen is gauw omhuld.
Dat klinkt ook snel, maar er gingen ruim zes uren mee heen, en een feest was het natuurlijk ook niet.
Een aantal patiënten en hunne begeleiders deelden ons lot en hoewel de wachtkamer vooral na vijven minder vol raakte, en we rustig naar buiten leken te kunnen – sommigen deden dat ook, om een sigaretje te roken – wachtten we vooral angstvallig om onze lang verwachte beurt niet te missen. Net als wij werden diverse patiënten meerdere malen opgeroepen, en in toenemende mate met kwinkslagen terug ontvangen. Een toffe mevrouw op leeftijd met iets aan haar voet en haar dochter die haar begeleidde kwamen niet meer bij van het lachen, iedereen wist wel iets leuks te roepen over het bandje met streepjescode dat de patiënten onderscheidde van de begeleiders, de ervaren bezoekers van de Eerste Hulp deelden kwistig tips en trucs uit aan de nieuwelingen.
Gelukkig was er van alles te doen. Er waren toiletten, er stond een prullenbak en er lagen afleveringen van Privé uit april en eerder, en een exemplaar van Medisch Contact, waarin de vloer werd aangeveegd met tv-series als CSI. Een subtiele hint, dat dit dus ook geen ER en nog minder Grey’s Anatomy was – maar dat hadden we zelf ook in de gaten. Niemand kwam ons knuffelen in al die uren.
Wel stonden er drie automaten. De meest linkse beloofde koffie, maar er kwam alleen een goor soort blaartrekkend hete pleur uit, die direct door de wastafel kon. Had je weer een wandelingetje. De middelste automaat schreeuwde je in je gezicht dat je daar frisdrank uit kon trekken – een blikje Cola vangt in één keer 39 procent van je dagelijkse suikerbehoefte op, riepen we joelend naar elkaar. De derde automaat bevatte geinige papieren schaaltjes met appels, kleine zakjes chips en diverse oergezonde candybars.
Heel af en toe, als er weer iemand een patiënt kwam halen of terugbrengen, vroegen we hoe het kwam dat we zo lang moesten wachten. ‘Het is heel druk op de Eerste Hulp!’ luidde het antwoord. We keken elkaar bevreemd aan. Dit was toch de Eerste Hulp? ‘Er zal nog wel een Eerste Hulp zijn,’ opperde ik, altijd klaar met een originele oplossing.
Kortom, sprekend die film van Buñuel. Toch eens kijken of we die nog ergens kunnen kopen. Er kwam ook een kudde schapen in voor, meen ik.
Die heb ik gisteren nergens kunnen bespeuren, trouwens.
________