Sommige experimenten kan ik afraden. Zoals het eten van haring of sardines in tomatensaus, uit een ovaal blik. Ik wil nog discreet zwijgen aangaande dezelfde vissoorten in mosterd- of roomsaus – de consistentie van de dieren zelf tart in voldoende mate vrijwel elke beschrijving.
Maar ik probeer het toch, de consistentie te beschrijven, bedoel ik. Met name haring in tomatensaus is nog maar net herkenbaar als vis, maar uit welke geologisch tijdperk, dat laat zich niet gemakkelijk raden. Tijdens het verblijf in het blik hebben de haringen – pilchards, heten ze, eufemistisch – alvast een voorschot genomen op het aanstaande spijsverteringsproces. Uiteraard zijn er dusdanige stoffen aan toegevoegd dat rotten alleen een theoretische mogelijkheid is, maar niettemin biedt de inhoud van de verpakking een halfvergane aanblik. En zo smaakt het ook.
Hoe lekker vonden we vroeger macaroni-elleboogjes van Honig, toebereid met een saus van nasigroenten en corned beef, uiteraard uitgesproken als kornèt bief? En het was natuurlijk raar, want mijn vader wist uiteraard beter, maar hij paste zijn Italiaanse recepten gaarne aan bij de Hollandse smaak – niet allemaal, gelukkig.
Eenzelfde lot is het jodenvet beschoren, vooral als je verneemt dat jodenvet ontstaat als een vervuiling van de machines in de aardappelmeelfabriek. De aardappelgifmengers laten het vuil – of líeten het vuil, je ziet het maar zelden meer – een paar dagen hard worden, krabden het van de machine, haalden de dode muizen er uit, hakten het in brokken en leverden het aan snoepwinkels, waar het gretig aftrek vond. ‘Voor een cent jodenvet’ was een veel gehoorde bestelling wanneer in de donkere straat, als het belletje gaat, het deurtje al rinkelend was opengekletst.
Het is thans absoluut ongeschikt voor welke consumptie dan ook, net als de naam, natuurlijk. Naar verluidt zijn de aardappelmeelmachines inmiddels aan de vervuiling ten onder gegaan.
Deze week trof ik een paar pakken vanille-slagroomvla in de koelkast aan. Met het oog op de handhaving van een slanke gestalte moet ik mij zeer matigen zowel met de vla als met de slagroom en dus dubbel met de combinatie.
Maar hier gebeurde iets onverwachts. Want in plaats van een diepe teleurstelling bleek het product na de eerste hap al een verslavende invloed op mij te hebben. Niet alleen was het lekker en smeuïg en romig, met het ideale mondgevoel – het bracht ook herinneringen uit mijn jeugd terug. De tijd dat mijn moeder custardpudding kookte en die altijd, maar dan ook altijd, een heel klein beetje liet aanbranden. Ik was gek op dat smaakje, custardpudding (vanillevla, zeg maar) was niet in orde als dat aangebrande smaakje er niet aan zat; niet veel later ontdekte ik het bruine laagje op de bodem van de pan ook onweerstaanbaar lekker was. Maar het lekkerste was die bijna onmerkbare aangebrandsmaak van het product zelf. Zelfs het dikke vel op de pudding nam ik voor lief.
En jullie raden het al: de vanille-slagroomvla van Campina heeft exact dat zweempje aangebrandsmaak waardoor het product voor mij onweerstaanbaar wordt.
Ze weten tegenwoordig werkelijk àlles van je.
________