Als je om sportieve en financiële gezondheidsredenen dagelijks op de fiets naar school of kantoor moet, en weer terug, dan zweer je bij droog weer. De echte diehard heeft weliswaar altijd de regenboerka onder de snelbinders op de bagagedrager (zo stel ik me voor) maar dat neemt niet weg dat droog weer, weinig wind en een temperatuur van rond de twintig graden ideale omstandigheden opleveren voor een fietstocht die zonder al te veel inspanning kan uitdraaien op zeiknat worden, omwaaien en uitglijden op ijzel, ander ijs, of vastrijden in bergen sneeuw. Het ligt nog maar een maand of drie achter ons, en vers in het geheugen.
In hullie geheugen, moet ik snel zeggen, want men ziet mij sinds jaar en dag niet meer op de fiets – ook niet toen ik mij in het kader van de kostwinning nog dagelijks ergens op een kantoor moest melden, want toen werd ik geacht daar ook een automobiel mee te brengen, en het handigste was dan die automobiel ook te gebruiken om de afstand tussen huis en kantoor te overbruggen. Dat kwam dan meteen goed uit als het hoosde van de regen, stormde of sneeuwde of een combinatie van die omstandigheden. Op die manier kon je gewoon in je nette kantooroutfit arriveren, en zo voort, u weet waar ik heen wil.
Dus hoeft het geen betoog dat veel mensen dezer dagen vinden: goed zo, alweer droog weder, van mij mag het zo blijven. De daling van het grondwaterpeil, het vastlopen van het scheepvaartverkeer op de rivieren, de verdroging van de dijken, de verzilting van landbouwgronden, het dreigende tekort aan drinkwater, het optreden van bos- en heidebranden, dat alles maakt op d’n eenzame fietser weinig of geen indruk, stel ik me zo voor. En toen dus dezer dagen iemand in de Tweede Kamer een droogtedebat wilde houden las ik ergens: ‘WTF, een droogtedebat, hebben we niks beters te doen?’
Mijn eigen voornaamste relatie met het klimaat gaat via de tuin. En in eerste instantie kan ik het roerend eens zijn met de vorige spreker. Vooral dit voorjaar, het droogste sinds mensenheugenis (denk ik, als ik voor ‘mensenheugenis’ in de plaats denk ‘mijn heugenis’) is een feest voor de liefhebber van alles dat groeit en bloeit en altijd weer boeit. Weliswaar moet ik dagelijks tweehonderdvijftig, driehonderd liter kostbaar drinkwater op diverse plaatsen in de tuin verspreiden, maar daar staat tegenover een ongekend rijke bloei en absoluut geen verwaaiing of verregening van de flora.
Maar ik houd mezelf dus toch voor de gek. Want uit ervaring weet ik: je kunt sproeien en gieten wat je wilt, er gaat voor de tuin niets boven een hele nacht dichte motregen bij een graad of achttien. Leidingwater is te koud voor potplanten, leidingwater spoelt de mineralen uit de aarde en met leidingwater is het onmogelijk de tuin voldoende te doordrenken. Dat zie je aan oppervlakkig wortelende planten die inmiddels een zieltogend bestaan leiden. Ik heb al een rij oerhollandse populieren gezien die moedeloos het nog zeer recente blad laten vallen.
Nog iets: de zomer begint volgende week woensdag en nu al is tachtig procent van de bloeiende planten in de tuin uitgebloeid – vorig jaar duurde het tot half of eind juni voor de zomerse verdorring intrad.
Dus: het moet regenen, gewoon, een paar dagen achter elkaar. Een weekje, tien dagen, bijvoorbeeld.
Jammer voor de fietsers. Die maar moeten denken: was het maar droog, maar nat is avontuurlijker. Dichter bij de natuur. Nader tot u.
_______
Op de foto: nooit eerder bloeiden de margrieten op het terras zo weelderig.
________