Je zou er natuurlijk gewoon heel eenvoudig dankbaar voor moeten zijn, die ene dag zomer tussendoor, ook al omdat je er nooit zeker van bent of gisteren de eerste was van een lange reeks, of de enige behoorlijke dag in de zomer van 2011.
En het hoeft voor mij niet altijd 25 graden en meer te zijn, absoluut niet, ik neem echt genoegen met 18 graden, een zwakke Zuidwestenwind met af en toe wat lichte motregen en tussendoor wat zonnestralen.
Gelukkig hebben we tegenwoordig zeer bruikbare langetermijn-verwachtingen zodat we de dag van gisteren al een dag of tien aan zagen komen. We hadden voorbereidingen kunnen treffen en dat hadden we ook massaal gedaan, te oordelen naar de enorme deels naar petroleum geurende wolken, die in de loop van de middag begonnen op te stijgen: tijd voor de eerste barbecue, blijkbaar. (De echte vleesverwerker is natuurlijk al een maand bezig, maar dit terzijde.)
Maar toch, maar toch. Al weken mooi weer, maar altijd die ijzig koude wind uit het Noordoosten, het is lekker buiten maar de jas blijft aan. Jawel, het is voorjaar, een origineel Hollands voorjaar, heerlijk rommelen in de tuin, de planten roepen je toe: plant mij, plant mij! En je denkt, jaja, gaat gebeuren, maar we hebben nog tijd tot half mei.
En dan komt die ene dag dat de thermometer plotseling aan ‘zomerse waarden’ tipt – gisteren 24.9 op de schaal van Celsius. Nog altijd wat wind, maar ditmaal een beetje zwoelig uit het Zuiden, waar alle goeds vandaan komt, het ijzig strak blauw is ook weg en heeft plaats gemaakt voor de kleur van sterk met water verdunde melk.
En voor je het weet zit je voor het eerst in een witte broek, de panama op het kale hoofd, het lichtblauw gestreepte overhemd met de mouwen opgerold, een beetje onderuit in de tuin en slobbert het ene glas roze prosecco na het andere, alsof je al maanden niks anders doet en dat verwacht de komende maanden te kunnen voortzetten. Onder aangename kout over de prangende vraag waar in Italië we dit jaar eens henen zullen.
Intussen kijk ik rond in de tuin, waar je sommige planten in een paar uur tijd een eind ziet groeien, waar andere, niet gewend aan de warmte, de blaadjes vermoeid slap laten hangen, waarin de wereld dat schitterende groene waas krijgt waar je al die maanden naar hebt uitgekeken.
De vijftiendaagse vooruitzichten voorspellen niet veel goeds, inmiddels. Ik heb bijvoorbeeld een gelegenheid op 17 april in Den Haag: 10 graden, Noordwestenwind, regen. Het zandkleurig zomerpak kan braaf bij de witte broeken en uitbundige overhemden blijven hangen, de wollen borstrok en lange onderbroek bevelen zichzelf beleefd doch dringend aan.
Schenkt u nog maar eens een kopje van die heerlijke erwtensoep in. Ja, doe er maar een lekker stukje gekookt spek in en veel rookworst, want ik moet straks nog in dat weer naar huis.
________