Heel even ving ik een glimp op van het bezoek van de koninklijke tros aan Thorn. Ik zag die mevrouw, die een maand of tien ouder is dan ik, ongemakkelijk zwikken over de hobbelige keitjes van het Witte Stadje en ineens bekroop mij het gevoel dat mijn standpunt ten aanzien van de monarchie een beetje veranderd was.
Natuurlijk blijf ik principieel tegen een erfelijk koningschap. Ooit meende ik zelfs dat we zouden kunnen volstaan met een soort administratief staatshoofd, iemand die de handtekeningen zet zodat allerlei afspraken en wetten rechtsgeldig worden. Dat zou bijvoorbeeld de voorzitter van de ministerraad kunnen zijn.
Maar ineens lijkt dat allemaal niet meer zo belangrijk.
Ik bedoel, die mevrouw is ineens het toppunt van redelijkheid, ik zou bijna zeggen: van D66-heid (ik wil het niet te gek maken) vergeleken bij de regering die dit land tegenwoordig heeft. Kijk even met me mee: Sjappie Graus, de schande van Limburg; Hero Brinkman, de man die zonder blikken of blozen iemand de mond snoert die dingen zegt die hem niet bevallen; Bos- en Fritsma die volop de gelegenheid krijgen hun leugens (‘massa-immigratie’) te verbreiden, zelfs via keurige media; Wilders die de vrijheid van meningsuiting voor zich opeist die hij tegenstanders ontzegt.
En Rutte en Bleker (ik noem twee willekeurige types) die dat allemaal niets kan schelen, als ze hun halfbakken ideeën over hoe het verder moet met Nederland maar kunnen waar maken – ideeën ook nog vaak die van Nederland onontkoombaar en onomkeerbaar een minder leuk en minder goed bewoonbaar land maken.
Ineens lijkt de vraag zichzelf te beantwoorden of we een koning(in) moeten hebben die alleen lintjes doorknipt of een die verstandig meedenkt en ook nog invloed heeft op de gang van zaken. Het maakt gewoon ineens niks uit. Want voor mijn gevoel is het alle hens aan dek, nu de gekken uit hun holen kruipen – er waart een geest door Europa, moeten we helaas constateren en daarvoor is het niet eens nodig om de huidige toestand te vergelijken met die uit de jaren dertig, al dringt die vergelijking zich op. Maar aan het stemgedrag van de kiezer is te zien dat die helemaal niets wil weten van wat zich in de jaren dertig afspeelde en dus zullen we er met allen weer eens helemaal doorheen moeten.
Ik zie de koningin door Thorn zwikken, ik hoor de koninklijke harmonie van Thorn de 1812 Festival Ouverture van P. I. Tsjaikovskij spelen – waarmee de Russen in 1862 vierden dat ze in 1812 Napoleon en zijn hordes hadden verjaagd – en dacht: dat lijkt me een leuk nummertje om te spelen als we herdenken hoe we die zwarte geest uit Europa verjaagd hebben.
________