Zingen de vogels ’s morgens vroeg nog wel, zoals vroeger? Vogeltjes die vroeg zingen zijn voor de poes, luidt het spreekwoord en ik zie aan de katten die nog altijd los rond lopen hier in de buurt dat die dat ook weten. Merels moeten het trouwens ieder jaar opnieuw weer leren: ze bouwen hun eerste nest altijd te laag bij de grond, waar de katten en andere rovertjes gemakkelijk bij kunnen. Daardoor wijs geworden zoeken ze het hoger op, soms ook weer te hoog zodat de eksters er goed bij kunnen. Als mensen zulke risico’s liepen met de voortplanting, dan moest je minstens 29 kinderen krijgen om er één zodanig levend over te houden dat er sprake zou kunnen zijn van voortplanting.
Daar slaat dat spreekwoord dus blijkbaar op, vroeg in het voorjaar zingen is niet verstandig. Het zingen heeft namelijk alles te maken met de voortplanting: het vrolijke gezang krijgt meteen iets grimmigs als je je realiseert dat het zingen wordt gedaan door de mannetjes die daarmee het territorium afbakenen waar ze van plan zijn zich exclusief voort te planten. Vandaar dat het massaal concerteren in de ochtend na de maand mei tamelijk abrupt ophoudt, al zijn er vogels die tot in augustus stug nieuwe nesten blijven bouwen, eieren leggen en jongen krijgen.
Hier in Zuid-Limburg kennen de mensen het gezang van de merels nog andere doeleinden toe, en dan met name het aankondigen van regen. Hoe dan ook: op een zwoele avond, als het windstil is en in de verte een donderwolk oprijst, klinkt het gezang van een eenzame mannetjesmerel natuurlijk prachtig, het hoogtepunt van de zomer. De regenvogel.
Een hele tijd heb ik gedacht dat het massaal ochtendkwinkeleren door wat voor oorzaak dan ook – variërend van de opwarming van de aarde tot het uitgroeien van de bomen in deze nieuwbouwwijk uit de jaren zeventig tot een tamelijk dicht woud – tot het verleden was gaan behoren.
Ja, inderdaad, dat is ook zo – maar dan alleen van mij. Met name mijn linkeroor, maar ik maak me geen illusies: ook het rechter, hoort in afnemende mate de grotere toonhoogten waarin vogels zich plegen te specialiseren. Een diep loeiende merel zou ik nog wel verstaan, maar die zijn er dus niet. En dus lijken de vroege ochtenden tegenwoordig in diepe stilte te verlopen. Ik zou moeten opstaan, de gehoorapparaten in doen en naar buiten, hetgeen natuurlijk in het algemeen zeer aan te bevelen is, ik val namelijk niet onder de categorie ‘vroege vogels’ en ben dus, hoe vroeg ook op, absoluut niet voor de poes.
Je kunt ze trouwens ook zonder gehoorapparaat in je bed horen, maar dan moet je wel je laptop meenemen:
______