Wat het Israëlische leger in juli 1966 in Oeganda kon, en wat de Britse luchtmacht twee weken geleden nog kon in de Libische woestijn, dat moeten Nederlandse mariniers toch ook kunnen? Zou je denken. Dus wat doe je dan? Op het bericht dat een ingenieur van Royal Haskoning in Libië in nood is ga je natuurlijk proberen die man te helpen. je vaart met je fregat zo dicht mogelijk naar de kust, laat bij invallende schemering een bootje te water dat naar het strand vaart waar de haskoning al staat te wachten, hij klimt snel aan boord, het bootje maakt rechtsomkeert en vaart terug naar Harer Majesteits Tromp. Dan is hij nog niet thuis, natuurlijk, maar wel niet meer in nood. Mooi zo.
Of, beter nog: je adviseert de man (ik neem aan per mobiele telefoon, of anders met gebarentaal) om te proberen naar een andere plaats te komen omdat uitgerekend Sirte, de geboorteplaats van de Gek der Gekken, niet zo geschikt lijkt; en daar stuur je dan je helikopter naartoe, die met gejuich door de daar aanwezige opstandelingen zal worden ontvangen.
Nog mooier: je kijkt af hoe die dekselse Engelsen dat deden, die stuurden eerst een stel leden van de SAS in burger naar Libië. Terwijl ze peinzend de ogen van de meegenomen kikkers uitzogen (voor de dorst, dat doen SAS-leden tijdens geheime operaties) verzamelden ze de mensen die graag geëvacueerd wilden worden, voorzagen ze allemaal van tickets, checkten ze in bij een hutje in de woestijn, sneden de Libische militairen die lont roken de hals door (halal, uiteraard, die SAS-jongens zijn overal thuis) en zorgden zo dat de toestellen van de RAF ongehinderd met hun buit het land konden verlaten. De SAS-jongens meldden zich vervolgens als vrijwilligers voor de lijfwacht van Ghadaffi. Een meesterlijke vermomming uiteraard. Onder hen ontwaren wij intussen Bond, James Bond. Laatste scène: Bond in bed met een van de (want vrouwelijke) lijfwachten.
Maar nee, Mark Rutte besliste zondag, toen hij net met zijn moeder aan de spruitjes met piepers en draadjesvlees zat, dat er een ongewapende helikopter met in de strijd volstrekt onervaren pikbroeken van Hr. Ms. Tromp zou opstijgen om de haskoning in nood op te halen. De wèl ervaren mariniers aan boord van de Tromp hadden wellicht gewezen op het feit dat het hun vrije zondag was, of zoiets, dat zijn van die dingen die je over tien jaar pas hoort in het VPRO-programma Argos.
Dan wordt misschien ook onthuld wat de aard was van de nood van de haskoning, wat die Britse mevrouw ineens bij hem deed, en hoe het kwam dat het tweetal achteraf heel simpel het land uit kon, vriendelijk nagewuifd door alweer die lijfwacht van Mouammar.
Want die maakte intussen van ’s haskonings nood een deugd: als het een beetje wil wordt door het heldhaftig en vooral zeer effectief optreden van de Nederlandse krijgsmacht dezer dagen de hele Libische revolutie afgeblazen.
(Het kan ook zijn dat het allemaal anders is. Nou, ja dat horen we dezer dagen wel. of niet. Natuurlijk.)