Het is geen nieuwe constatering, maar wel een die je vrijwel elke dag te berde kunt brengen: alles is relatief. Ik noem een concreet geval. Ik zou me kunnen voorstellen dat de Libiërs nogal blij zouden zijn met inwisseling van hun Grote Broer, Leider van de Grote Arabische Wereldrevolutie Mouammar el Ghadaffi tegen, noem eens wat, Hosni Mubarak. Of misschien ook niet, wie weet. Hosni had iets patriarchaals, maar hij kon nog wel uit zijn woorden komen.
De treffendste typering van de Libische dictator had Volkskrantcolumnist Bert Wagendorp gisteren: woestijnclown, oudere broer van Frank Zappa, ouwe rocker uit de Sahara. Die wij, in Oost en West, de laatste jaren allemaal hebben omarmd omdat hij olie heeft, en gas, en een vuistvol dollars. Ja, hij moest eens wat doen aan de jeugdwerkloosheid, maar we wisten uit eigen ondervinding dat dat nog niet zo gemakkelijk is. Als we hem nou toch eens die tanks leverden, de jongens die daarmee zouden rijden konden dan worden uitgeschreven als werklozen. Ja, wij in het Westen, wij weten hoe je genereus moet zijn.
Alles is relatief, zei ik al, en dan is de weg open naar historische vergelijkingen. Bijvoorbeeld van het type: hoe gek is de gemiddelde dictator, en hoe kun je merken dat hij op zijn laatste benen loopt? Midden-Oostendeskundige Bertus Hendriks, die naar verluidt al weken slaapt achter dat opklappende tv-toestel in Nieuwsuur, maakte een ongenadige vergelijking, na Ghadaffi’s toespraak, als het dat tenminste was, van gisteren. Namelijk met de speech van Hitler, eind april 1945, zoals te zien in de film Der Untergang. Op dat moment was Adolf nog bevelhebber over twaalf kinderen en een ondergrondse bunker met zuipende en neukende laatste volgelingen. Een geweldig woedend geraaskal van een gepatenteerde krankzinnige, die als laatste inziet dat hij aan het eind is van zijn mogelijkheden – op Youtube zijn daarvan vele parodieën te zien. Van Ghadaffi nog niet, maar dat gaat zeker komen.
Kinderen, laatste volgelingen, wat missen we nog aan vaste attributen van echte en kandidaatdictators? Tederheid tegenover bejaarden en dieren, natuurlijk. En dan komen wij Hollanders aan de beurt. Bij bejaarden is het gemakkelijk scoren: als er eindelijk eens iemand bereid is koffie voor ze in te schenken, maakt het niet uit wie het is. Desnoods Ghadaffi. Dus dan valt Geert W. nog reuze mee.
Let op mijn woorden: ik ben geen dierenliefhebber, maar ik heb wel eens een paar katten gehad. Die kat die ik bedoel, die wilde weg, weg, weg van Geert, de paniek droop uit zijn/haar ogen. Gewaagd voorstel in het huidige tijdsgewricht waarin meer dan ooit het welzijn van kinderen centraal staat: neem eens een kind op de arm en kus het achter een oortje.
En denk daarbij: alles is relatief.
________