Geur is een belangrijke en niettemin nauwelijks in aanmerking genomen drijfveer in het menselijk bestaan. Iedereen weet intussen wel dat wanneer je een geur ruikt die je heel lang niet hebt geroken daar vaak een buitengewoon levendige herinnering bij te voorschijn komt. Maar het gekke van de meeste geuren is dat je ze niet of nauwelijks ruikt.
Ik noem voorbeelden: als je een paar dagen niet in je eigen huis bent geweest, ruik je ineens dat het er ruikt naar iets, het laatste dat je gebakken hebt in de keuken, een vuil koffiekopje dat niet opgeruimd was – de ‘uitvinding’ van de ‘open keuken’ is wat mij betreft dan ook een plaag voor de mensheid, het in een afgesloten keuken bereid voedsel smaakt namelijk veel beter wanneer je het kunt nuttigen in een omgeving waar de kooklucht niet is doorgedrongen. Ander voorbeeld: als je zelf knoflook eet ruik je dat niet, en je ruikt ook de knoflook van anderen niet. In een huis waar een natte hond aanwezig is, heb ik de neiging weg te lopen, maar de eigenaren van het dier ruiken de lucht niet. Hetzelfde geldt voor de lucht van katten, vogels, konijnen en kippen. Paarden stinken verschrikkelijk, met die constatering heb ik geen vrienden gemaakt. Sommige vrouwen hebben een vreemde geur bij zich die ik ‘vrouwengeur’ pleeg te noemen, maar die met name door vrouwen niet wordt waargenomen.
Je komt een hotel binnen waar altijd een licht geparfumeerde, enigszins sjieke maar strikt onpersoonlijke lucht hangt, vermoedelijk van het aldaar gebruikte poetsmiddel, een geur die je na tien minuten niet meer ruikt. Is er tegenwoordig een geurtje op de markt dat daar op inspeelt: om de paar uur een andere geur. Vervelend is natuurlijk dat al die kunstmatige ‘luchtverfrissers’ één ding gemeen hebben, namelijk dat ze allemaal ruiken naar het toilet – hoe is het mogelijk dat mensen in de gelegenheid worden gesteld de geur van citroen na te doen, daar niet in slagen en hun product toch succesvol zien worden. (Dat geldt ook voor smaken trouwens. Bananen- of aardbeiensmaak lijkt in de verste verte niet op de smaak van bananen respectievelijk aardbeien.)
De een heeft een veel scherpere reukzin dan de ander. Ik heb een sterke reukzin, vermoedelijk omdat ik een beetje doof ben. Ik ruik van alles, meestal onaangename geuren. ‘Wat stinkt het hier.’ ‘Naar wat dan? Ik ruik niks.’ Waarna je vooral je reputatie van mierenneuker gestand doet.
Het kan nog smeriger. Ik heb wel eens in de lift gestaan van het ministerie van onderwijs in Nairobi. Daar hing een van de luchtjes die ik me naar behoefte echt voor de geest kan halen. Lekker is anders. Het schijnt dat de ontlasting van stellen die vaak seks met elkaar hebben hetzelfde gaat ruiken. Ik ruik aan mijn urine wat ik kort tevoren gegeten of gedronken heb, niet alleen van asperges maar ook van koffie. Als je ontlasting naar asfalt ruikt moet je onverwijld naar de dokter: je hebt een maagbloeding.
Een tandarts vertelde mij eens dat hij een vrouw geweigerd had te behandelen, omdat zij zich blijkbaar niet waste en verschrikkelijk stonk. Korte tijd later kwam ze terug, met haar man. De tandarts zocht al naar zijn honkbalknuppel, maar die was niet nodig, het stel kwam slechts uitleggen dat ze zich beiden niet wasten omdat de stank nu eenmaal een onontbeerlijk deel van hun seksleven was.
Aanleiding tot dit stukje was een artikel in nrc.next van vandaag waarin een aantal intellectuelen uit het buitenland uitlegde hoe Nederland voor hen ruikt. Beleefde mensen, hoor. Geen sigarettenstank, rioollucht, slechte adem en okselgeur. Nee, Nederland ruikt naar water, naar drop, naar natte kinderregenjassen, plantaardigheid, de zee. Aardige mensen, buitenlandse intellectuelen.
_______