Vroeger, ja vroeger, toen we nog normale winters hadden, toen stormde het altijd zo rond 31 januari. Het was of Hare Majesteit Zelve wakker werd uit haar winterslaap, wat traditiegetrouw gepaard ging met aardtrillingen, een straffe noordwester en dikke gele schuimkragen bij Kijkduin.
Maar ja, ze is vandaag 73 jaar geworden en daarmee het oudste staatshoofd dat we in Nederland ooit hebben gehad, zeiden ze vanmorgen op berustende toon op Radio 1. En dus blijven de seismische gevolgen van het koningschap uit, voortaan. Van de toekomstige Nachtvorst koning Willem IV hoeven we op dat punt weinig te verwachten, die is al moe wanneer hij er aan denkt. En draait zich nog eens om.
Ik kijk naar buiten en zie een bekend beeld. Ik ben namelijk net zo oud als de Majesteit, nou ja, tien maanden jonger, maar dat maakt op onze leeftijd niet zo veel meer uit, toch? Bea? Het bekende beeld is dat van de jaren veertig, toen alle winters verliepen zoals die van ons in de afgelopen dagen. Een paar graden onder nul, soms net nippend aan de nul graden, geen sneeuw, alleen wat rouwvorst, een min of meer dichte nevel, een zwakke, maar doordringende wind uit het Noordoosten. Hoezo doordringend: een wind die je verkilt tot diep in je beenmerg en die van alle kanten tegen je schreeuwt: blijf binnen! Doe nóg een trui aan! Het is pas half elf, maar een cognacje zou er wel in blijven!
De wereld is van alle kleur ontdaan, als je even het blauw van de pimpelmezen en het groen van de groenlingen niet meetelt. Maar die waren er ook niet, in 1943, natuurlijk, toen hadden we alleen mussen en spreeuwen die we niet voerden maar uit de lucht schoten omdat we niks te vreten hadden want dat hadden die vuile Moffen – gehuld in toepasselijk Feldgrau – met de trein naar het Oosten afgevoerd, zoals ze zo veel met de trein naar het Oosten afvoerden. Ze hadden wat met spoorwegen, die types.
Het kan zijn dat dat algemene beeld niet klopt, maar dan komt het doordat wij sindsdien gebukt gaan onder Paul Verhoeven die voor Soldaat van Oranje half Den Haag en Amsterdam Feldgrau schilderde en voor alle onheilsscènes het weder koos dat ons dezer dagen opnieuw teistert. Iedere keer als wij de Verrekijk aanzetten zien we dat beeld weer.
Ik kijk uit het raam en zie de stille, in ijzigheid vastgelopen wereld die nergens naar ruikt en nergens op lijkt.
Maar ach. Toch maar een gedicht van Oom Gerard? Voor deze ene keer?
Scheppend kunstenaar
Naarmate ik ouder word,
wordt, wat ik schrijf, hoewel fraaier verwoord,
steeds enkelvoudiger van inhoud:
Liefde (of geen liefde),
en ouder worden,
en dan de Dood.
Denk daar maar eens over na. Vertel het in je eigen woorden. Maak er een tekening bij. En kleur de plaatjes.
Je zult zien: ineens is het dan lente.
_________