Op het eerste gezicht denk je: ja zeg, zo kun je overal wel een probleem van maken. Ik bedoel nu het proefschrift waarop Sjoukje Botman dezer dagen promoveerde, getiteld: Gewoon schoonmaken, de troebele arbeidsrelaties in betaald huishoudelijk werk. Nou, daar kan ik over meepraten – op zich niet zo verwonderlijk omdat ik vrijwel overal over kan meepraten.
Er is een tijd geweest dat de arbeidsrelaties met het huispersoneel niet troebel, maar daarentegen glashelder waren: je bek houden en poetsen. Tegen kost en inwoning, dat spreekt voor zich. Denk daarbij aan veelbekeken tv-series als Upstairs Downstairs, hoewel ook daarin soms, ter verhoging van de spanning, de (jonge)heer des huizes, althans een Bellamy, wel eens een blanke dienstmaagd beklom in het nederige keldervertrekje waarin het wicht woonde en negen maanden later haar bastaard ter wereld bracht, waarna zij met kind en al gesommeerd werd het pand te verlaten en heel ver weg te gaan wonen.
Daarna was het de beurt aan Mien Dobbelsteen, die weliswaar grondig poetste maar daarbij niet alleen permanent het hoogste woord had maar ook feitelijk de leiding nam van het huishouden van Dokter van der Ploeg.
Je leest ontzettend weinig, trouwens, over de troebele relaties met de hulp, de interieurverzorgster, de hit, de werkster – en dat komt natuurlijk doordat niemand er de aandacht op wil vestigen dat de desbetreffende zwart wordt betaald en misschien ook nog wel een illegale immigrant is. Dat zijn namelijk de goedkoopste, en het gerucht gaat dat de dames (soms ook heren) uit de Kaukasas, Voor-Azië en Noord-Afrika fantastisch kunnen poetsen en bij het tegenspreken soms comfortabel gehinderd worden door gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal.
Goed kunnen poetsen, daar begint het al mee, hoe stel je dat vast? Freud was het, meen ik, die op het idee kwam dat de daarvoor benodigde reinheidsmanie voortkwam uit te rigoureus dan wel niet voldoende rigoureus zindelijk maken van het kind, waardoor het zijn of haar leven lang niet meer loskwam uit de anale ontwikkelingsfase – of zoiets, ik zal dat bij gelegenheid nog eens voor jullie nakijken. Die manie uit zich in de rest van het leven in zeer grondig poetsen terwijl de betrokkene er eigenlijk een enorme hekel aan heeft en er slechts een kleine bevrediging aan ontleent als het gehele huis je spic en span tegemoet glimt.
Hetgeen een toenemende vertroebeling van de relatie niet in de weg staat – als je inmiddels weet hoe het liefdesleven van de werkster en dat van haar kinderen en haar vriendinnen in elkaar steekt, hoe haar financiële situatie is en ze thuis opgehaald wil worden door de werkgever/ster, dan zit er niets anders op dan haar te laten opkrassen, dit wordt van kwaad tot erger en voor je het weet ben je zelf aan het poetsen terwijl de hit een kopje koffie drinkt en vertelt hoe turbulent het weekend weer is verlopen.
En ik weet hoe dat komt: vrijwel niemand heeft nog een huis met een downstairs waar het huispersoneel onzichtbaar kan worden opgeborgen.
_________