Pro Republica, voorheen het Republikeins Genootschap gaat gemeenten vragen straatnamen te veranderen waar de naam van Prins Bernhard in voorkomt. Op zich een aardige gedachte, helaas bestaan er geen standbeelden van onze geliefde prins-gemaal, anders zou ik er van harte voorstander van zijn om ze met een lang touw omver te trekken en daarna het brons à vijf euri de kilo bij de oudijzerboer afleveren.
Ik denk dat je in Nederland rond de vijfhonderd Prins Bernhardstraten hebt waar dus al gauw tienduizend mensen wonen die dan allemaal pakken adreswijzigingen moeten gaan versturen, visitekaartjes drukken en de nieuwe naam van buiten leren. Met het risico dat de nieuwe naam Pim Fortuynstraat wordt, of Guust Flaterstraat – we hebben in Lent de Rolling Stonesstraat, dus waarom geen stripfiguren?
Even gekeken: het bestáát al, natuurlijk weer in Almere, daar heb je de Bulletjestraat en de Bonestaakstraat, de Goofystraat en de Idéfixstraat. De Pa Pinkelmanstraat en de Paulus de Boskabouterstraat. Ik zou verhuizen.
Ik hoorde van iemand dat ze het als kind eigenlijk logisch vond dat ze op de Willemsweg woonde, haar vader heette immers Willem. Ze vroeg zich niet eens af hoe andere kinderen veilig thuis kwamen die in een straat woonden die niet naar hun vader was genoemd. Soms is de naam van de straat waar je woont wel belangrijk.
Maar er zijn ook mensen die zonder problemen hun dagen slijten op de Akkerwinde of in de Dr. Mr. Ir. Van Waterschoot van der Grachtstraat, dus misschien zijn de mensen er al een beetje aan gewend, dat de straatnaamgevers te veel drinken tijdens het namengeven en daardoor met rare oplossingen komen. Ik zelf woon ook in een straat met een zeer vreemde spelling, en ik zeg dus vaker tegen iemand die de spelling van de naam via de telefoon niet voor elkaar krijgt: ‘Schrijft u maar Vrouwenreetlaan, iedereen weet hoe je dat spelt en waar je het over hebt.’
Het geven van namen van nog levende personen is natuurlijk altijd riskant. Behalve dat het iets kruiperigs heeft, de betrokkene kan nog altijd in de fout gaan en dan woon jij in een straat die naar een crimineel is genoemd. Of een schuinsmarcheerder. Of een fantast. Of naar alle drie. Ik zou zelfs nog voorzichtiger willen zijn en de naam pas geven nadat een competente historicus de biografie van de betrokkene heeft geschreven. Ik hoef maar de naam van John Kennedy te noemen, die in de laatste weken van 1963 ineens vijfhonderd straten in Nederland met zijn naam getooid zag – er is inmiddels alle aanleiding om daar postuum spijt van te hebben.
Hebben we trouwens nog meer verdachte personen een straat toegekend? In ieder geval genoeg straten met de naam van nog levende personen, ik hoef daarvoor niet eens buiten het koningshuis te gaan, het wemelt van de Beatrixen, Irenes, Marijkes en Margrieten en zelfs Willem Alexander heeft ieder geval al een paar scholen, net als Máxima trouwens.
Hier in de regio rijden treinen met daarop het portret van nog levende personen uit kunst en cultuur, als je daar in een royale bui Beppie Kraft en André Rieu ook toe wilt rekenen. Zo wordt het zelfs een probleem om nog met de trein te reizen.
Ach, waar maak ik me druk om. Hier in het dorp hebben we heel weids de Bártókring (er woont gelukkig bijna niemand) maar de mensen lezen het als Barto Kring, en vragen zich nauwelijks af wat Barto is. In Amsterdam wonen mensen heel tevreden in de Fespukkiestraat.
Ik zou met Shakespeare, die mogelijk niet eens bestaan heeft, willen uitroepen: Als het beestje maar een naam heeft.
De gekste straatnaam die ik ooit zag: Jalan Prof. Eijkman. In Bandoeng. Die had dan ook een middel tegen beri-beri uitgevonden. In diezelfde stad is ook de Jalan Multatuli. Daarover later misschien meer.
__________