Dat dacht ik vanmorgen, toen ik uit het raam keek. Ik dacht eigenlijk aan de legendarische passagier van de Titanic, die aan de bar een whisky drinkt op het moment dat het schip tegen een ijsberg vaart. De man kijkt uit de patrijspoort en mompelt: ‘I asked for some ice, but this is ridiculous.’
Het belachelijke ervan. ‘Dat krijgen toch alleen die rare Limburgers voor elkaar, sneeuw met een zachte g.’ Het is gistermiddag om een uur of twee begonnen te sneeuwen en op Buienradar kon je toen al zien dat het nog wat ging worden: het langgerekte sneeuwgebied hield pas op in Midden-Frankrijk. Ik zie op dit moment op de kaart met de neerslagverwachting dat het hier mogelijk pas komende nacht om één uur definitief afgelopen is met sneeuwen. En dan gaat het natuurlijk streng vriezen.
Gistermiddag ging ik de auto halen die ik ‘s morgens had ingeleverd voor de APK. Hij had anderhalf uur op de parkeerplaats van de garage gestaan en moest al uitgegraven worden. Ik reed naar huis, een tocht van zeshonderd meter. Ik deed er een half uur over, omdat ik, om uit te wijken voor een paar onhandige tegenliggers, in een berg sneeuw terecht kwam, en voor- noch achteruit kon. Ik wandelde naar huis – noem het rustig strompelen, want ik moest door een parkje waar al dertig centimeter sneeuw lag – haalde de sneeuwschuiver, groef de auto uit – en kon toen nog niet weg.
‘Zal ik even duwen,’ hoorde ik roepen, ik keek op en zag een prachtig tegen de felwitte sneeuw afstekende neger van XXXL-formaat op me afkomen. ‘Mooi!’ riep ik. Hij opende professioneel de linkerachterdeur en zette zich flink af. Ik liet de motor lekker draaien en langzaam schoof ik het min of meer berijdbare deel van de weg op. Ik schreeuwde ‘Bedankt!’ uit het raam, want ik durfde niet te stoppen. Aan de gang houden, was het motto. Ik moest iets bergop, het lukte maar net en nu staat de auto, met een belachelijke petje van dertig centimeter sneeuw weer op de oprit. Voorlopig onbruikbaar.
Een belachelijk petje heeft ook de plantenkas, het tuinmeubilair, een paar potplanten die nog buiten staan. Sneeuw schuiven zal wel gaan, maar waar láten we die rotzooi?
Aan het begin van de winter, toen we deze uitkomst nog niet eens konden vermoeden, heb ik mij uitgesproken tegen enige andere vorm van neerslag dan regen, en tegen temperaturen onder plus twaalf graden. Maar ik weet ook: politiek is de kunst van het haalbare, dus ik wijzig mijn standpunt. Het luidt nu: ‘Een beetje sneeuw voor een witte Kerst staat best leuk, maar moet het zo belachelijk, meneer de minister?’ (Is dit trouwens de zoveelste stunt van onze belachelijke regering? Heeft Geert ook een wit petje van dertig centimeter?)
En dan moet ik zo nog naar het winkelcentrum. Een fles Tia Maria en anderhalf ons belegen kaas. Onontbeerlijk bij het gourmetten, zondag.
Als jullie niks meer van me horen ben ik ergens langs de Hereweg in Landgraaf het slachtoffer geworden van een lawine. Hellup!
_______